Elke toekomstige president van de VS die het rampzalige klimaatbeleid van Bush wil keren, is veel dank verschuldigd aan Al Gore. Daarbij maakt het echter wel degelijk veel verschil of de opvolger van Bush een Republikein of een Democraat is.
Zoek op de sites van de Republikeinse presidentskandidaten Romney, Giuliani en Huckabee naar het woord ‘climate change’, en het resultaat is nul komma nul. De interesse van deze heren in energievraagstukken is beperkt tot de vraag hoe Amerika minder afhankelijk kan worden van de import van olie uit het instabiele Midden-Oosten. Alleen Republikein McCain heeft serieus nagedacht over klimaatverandering, die hij ‘a serious threat’ noemt. Reden overigens waarom McCain hard verketterd wordt door zijn Republikeinse concurrenten. Zoals Mitt Romney, die McCain op een verkiezingsbijeenkomst beschuldigde van het steunen van ‘radicale klimaatwetgeving’ en een ‘gigantische nieuwe energietax’. Daarmee inspelend op de allergie van veel Amerikanen voor alles wat naar radicaal, wetten en/of belasting neigt. McCain is ook degene die in 2003 samen met de democratische senator Lieberman een wetsvoorstel heeft ingediend voor een systeem van ‘cap-and-trade’, ofwel handel in broeikasemissierechten zoals Europa dat al kent. McCain zoekt de oplossing van het klimaatprobleem vooral in meer kernenergie.
Slechter dan onder Bush kan het Amerikaanse klimaatbeleid eigenlijk niet worden. Bush heeft niet alleen lange tijd ontkend dat er een klimaatprobleem bestaat, maar ook heeft hij altijd geweigerd zich vast te leggen op het verminderen van de CO2-uitstoot. Sinds hij in het Witte Huis zit, is de uitstoot in de VS alleen maar gestegen. Nergens ter wereld is de CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking zo hoog. Met Romney, Giuliani noch Huckabee is hier enige kentering in te verwachten. Zij betonen zich de wettige erfgenamen van Bush’ desastreuze beleid. McCain is ook op dit terrein weer de eigenzinnige kandidaat. Maar hoe eigenzinnig ook, ook zijn ambities vallen compleet in het niet bij die van de Democratische kandidaten.
Hillary Clinton en Barack Obama zijn nu eens opvallend eensgezind: beiden zien een grote rol weggelegd voor duurzame energie en energiebesparing en, in tegenstelling tot McCain, géén rol voor kernenergie. Ook vinden beiden dat de binnenlandse uitstoot van broeikasgassen in 2020 terug moet zijn op het niveau van 1990, en halverwege deze eeuw zelfs nog eens tachtig procent lager moet zijn (zie www.hillaryclinton.com en www.barackobama.com). Een grote ambitie, als je bedenkt dat de uitstoot in de Verenigde Staten nu maar liefst twintig procent hoger is dan in 1990. De derde democratische kandidaat, John Edwards, is zo mogelijk nóg ambitieuzer: die wil de emissies al in 2020 tot twintig procent onder het niveau van 1990 brengen. Daarmee steekt hij zelfs de EU naar de kroon.
De ambitie van tachtig procent reductie in 2050 van Clinton en Obama is niet willekeurig gekozen. Deze sluit aan bij de reductie die het Klimaatpanel van de VN, het IPCC, als noodzakelijk ziet voor ontwikkelde landen om ervoor te zorgen dat de temperatuurstijging op aarde beperkt blijft tot twee graden Celsius deze eeuw. Ook al is ambitieuze doelen hebben nog niet hetzelfde als ambitieuze doelen halen – zoals we bij het Nederlandse kabinet ook zien -, door dit doel over te nemen geven Clinton en Obama aan de historische schuld van de VS aan het klimaatprobleem onder ogen te zien.
Daarmee komen we ook bij het meest hoopgevende aspect van de Democratische kandidaten: de rol die zij zien voor de VN. Clinton en Obama kiezen expliciet voor een nieuw internationaal klimaatverdrag in VN-verband. Hoe cruciaal deze positiewisseling is, werd ons eens te meer duidelijk bij de klimaattop op Bali afgelopen december, waar de Amerikaanse delegatie duidelijk gekomen was met het doel zoveel mogelijk obstructie te plegen. En met succes: het resultaat van Bali is zeer mager. Na er eerst voor gezorgd te hebben dat alle teksten tot op het bot waren uitgebeend, leek het er lange tijd op dat de Amerikanen zelfs met het magere eindresultaat niet akkoord wilden gaan. Toen de VS uiteindelijk in de slotvergadering toch ‘ja’ stemden, ging er luid gejuich op in de zaal. Televisiebeelden hiervan gingen de hele wereld over. Mede uit eigen ervaring weten wij dat de zaal meer juichte uit opluchting dat er tenminste verder onderhandeld gaat worden, dan uit waardering voor de onverantwoordelijke Amerikanen. Op Bali hebben de snelgroeiende economieën China en India – terecht – duidelijk gemaakt geen bindende afspraken te willen maken over beperking van hun snel toenemende CO2-uitstoot, zolang de VS niet meedoen. Zonder VS komt er dus geen, of hooguit een gemankeerd, wereldwijd verdrag.
De presidentsverkiezingen in november komen gelukkig nog net op tijd voor Clinton en Obama om in Kopenhagen – waar in 2009 de laatste cruciale klimaattop plaatsvindt – een leidende rol op te eisen voor de VS. Daarmee kunnen ze het uitstekende voorwerk dat Al Gore heeft gedaan, verzilveren. Het einde van het desastreuze klimaatbeleid van Bush is in zicht. Er is hoop. Als het maar Hillary of Barack wordt.