Ik tik dit in het vliegtuig naar Bali. Ik ben voor de vijfde keer op weg naar een klimaatconferentie. De eerste keer was lekker dichtbij, in Den Haag. Najaar 2000, Pronk was voorzitter, en de onderhandelingen over het Kyotoverdrag moesten toen afgerond worden. Ik werkte in die tijd nog bij Milieudefensie. We bouwden met meer dan 5000 milieuactivisten uit heel Europa een metershoge dijk van zandzakken om het Haagse congrescentrum. Op het Haagse Malieveld hadden we een enorm tenten-kampement opgericht. Binnen in het Congrescentrum liep de conferentie helemaal vast. Ik zie nog de rood aangelopen koppen van de onderhandelaars voor me in de laatste nacht, letterlijk gesla met deuren, en Pronk die heen en weer rende en probeerde te redden wat op dat moment niet te redden was. Een half jaar later werd een extra conferentie ingelast, nu in Bonn.
Ook daar organiseerden we een heel grote demonstratie. In Bonn was de sfeer anders dan in Den Haag, nuchterder. Feitelijk werd daar geaccepteerd dat de VS – onder de net verkozen Bush – afhaakten. Er was ook bereidheid voor een pragmatischer compromis. Je kan ook zeggen: voor handjeklap. Landen die erg dwarslagen, zoals Australië, hoefden gewoon minder te reduceren. Andere landen mochten een belangrijk deel van hun reducties elders opkopen. Primair telde het resultaat: er kwam een akkoord. Niet perfect, wel een grote doorbraak. Jan Pronk had, ere wie ere toekomt, een heel belangrijk persoonlijk aandeel in dit succes. Hij liet zich, ook hem is niets menselijk vreemd, vervolgens met enige graagte door de duizenden afgevaardigden toejuichen op de slotbijeenkomst.
De klimaatconferenties die volgden in Montreal (2005) en Nairobi (2006) hadden kraak nog smaak. Hier hadden de onderhandelingen over een vervolg op Kyoto moet starten, maar iedereen hield elkaar in een houtgreep. Ontwikkelingslanden verlangden er eerst harde toezeggingen van de rijke landen: de vervuiler moet eerst zelf reduceren. De rijke landen wilden een commitment tot reductie van de ontwikkelingslanden als China, India en Brazilië. Wie beweegt het eerst? En de VS wilde niks en frusteerde de onderhandelingen.
In Bali is het nu erop of eronder. De tijd is op. Als er nu geen fundament gelegd wordt voor een post-Kyotoakkoord, wordt de tijd te kort om voor 2012 dit vervolgakkoord ook echt te kunnen laten werken. De druk op de onderhandelaars is toegenomen. De urgentie van de klimaatcrisis wordt sterker gevoeld dan ooit. Maar kunnen de ministers over hun eigen schaduw heen springen? Korte termijn belangen inruilen voor een lange termijn perspectief? Ik durf het niet te voorspellen.
Donderdagavond hadden we op mijn verzoek in de Kamer nog een interpellatiedebat met minister Cramer over de Nederlandse inzet in Bali. De minister uitte zich in de aanloop naar de klimaattop zo voorzichtig, angstig bijna. Ze toonde geen ambitie, scherpte, vuur. Ze leek de veilige middenmoot te kiezen, in plaats van voorop te lopen en te trekken en te sleuren. Ik moest er de voorbije dagen wel eens aan denken hoe anders Jan Pronk zich gemanifesteerd zou hebben in aanloop naar deze conferentie. Er is alleen kans van slagen als je bereidheid toont door een paar muren heen te lopen. En die ambitie straalde minister Cramer niet bepaald uit. Ze begon slap in het debat donderdagavond, maar uiteindelijk schoof ze een eind op, verhoogde haar inzet, en toonde echt een verlangen er een succes van te willen maken. We zullen zien.
(Ik post dit bericht in Kuala Lumpur waar we een paar uur op een overstap naar Bali wachten)