Inleiding Wijnand Duyvendak bij presentatie van “klimaatactivist in de politiek”

Hieronder de inleiding van Wijnand Duyvendak bij de presentatie van zijn boek ‘Klimaatactivist in de politiek’.

Beste mensen!

De kinderen hadden deze zomer een computerspel mee op vakantie: Rollercoaster. Je bouwt er achtbanen mee. Eindeloos waren ze ermee in de weer. Afgelopen weken voelde ik me alsof ik zelf in een rollercoaster zat. Natuurlijk, zelf erin gestapt, met het versturen van de uitnodiging voor deze presentatie. Maar daarna: ging het op en neer, werd ik door elkaar geschud, hellingen werden steiler. Tot afgelopen donderdag – toen ik er maar even uitstapte. Ik wilde weer controle, met de voeten op de grond, autonomie.

Het begon met een mooi idee – met wat nog steeds een goed idee is: een boek schrijven over de klimaatcrisis.

Het idee ontstond afgelopen najaar toen ik in de Tweede Kamer zag hoe de mooie klimaatambities van het kabinet vastliepen in de Haagse werkelijkheid: uit rekensommen bleek dat in deze kabinetsperiode de CO2-uitstoot in Nederland zelfs zal stijgen.

Het idee kreeg vastere vormen tijdens de VN-klimaattop in Bali in december vorig jaar waar ik meemaakte hoe een beslissende doorbraak in een wereldwijde aanpak opnieuw uitbleef. Ik ben daar zo bezorgd over: waarom doet de wereld en doet Nederland niet wat nodig is? We hebben tien tot vijftien jaar om onze CO2 uitstoot drastisch terug te brengen – en anders loopt het echt helemaal fout. Zetten we de toekomst van onze beschaving op het spel.

Het is niet makkelijk naast het Kamerwerk een boek te schrijven. Maar het afgelopen voorjaar was het tamelijk rustig in de Kamer. Dat is – ironisch- het voordeel van een kabinet dat weinig maatregelen neemt: er is weinig om over te debatteren of besluiten. Het verschafte mij de tijd om het boek te schrijven. Ik heb er met heel veel plezier aan gewerkt.

Er moet – daar pleit ik voor in mijn boek – een nieuw parlementair-politiek én een nieuw maatschappelijk proces op gang komen willen we de klimaatverandering kunnen stoppen.

Het is geen droog studeerkamerboek.

Het is ook geen autobiografie.

(Nee dat is het niet, al zijn sommigen hierover afgelopen weken wat op het verkeerde been gezet)

Het is een persoonlijk relaas.

Ik analyseer aan de hand van mijn eigen ervaringen van ruim zes jaar in de Tweede Kamer en ervaring bij vijf VN-klimaattoppen waarom een politieke doorbraak uitblijft én wat er nodig is om die doorbraak wel te bereiken. Ik beschrijf aan de hand van mijn eigen actie-ervaringen in de jaren tachtig, en mijn ervaringen bij Milieudefensie in de jaren negentig welke maatschappelijke klimaatbeweging er volgens mij nodig is.

Bedrijven kunnen zelf de klimaatverandering niet stoppen, consumenten kunnen het niet.

Het is aan de politiek de maatregelen te nemen die echt de CO2-uitstoot beperken.

In het boek schrijf ik in hoofdstuk 6: “Voor het maken van dit type collectieve afspraken hebben we de politiek ‘uitgevonden’. Het is aan de politiek grenzen te trekken die voor iedereen gelden. De oplossing van de klimaatcrisis kunnen we alleen vinden in de politieke gemeenschap die we met z’n allen vormen”. De politiek zal de maatregelen moeten nemen, of ze worden niet genomen. Zo moeten we het in Nederland doen, zo moeten we het internationaal doen.

Ik ben heel hoopvol over wat er kan. De maatregelen die we moeten nemen zijn bekend. Duurzame technologieën zijn beschikbaar. Het komt er nu op aan de daad bij het woord te voegen

Ik beschrijf in het boek hoe ik op de klimaattop in Bali meemaakte hoe de Verenigde Staten na een urenlang openbaar debat tussen regeringsdelegaties uiteindelijk ‘ja’ zei tegen de – overigens erg uitgeklede – slotverklaring.

Ik concludeerde: “het is bijzonder de wereld zo in een publiek debat, op het scherpst van de snede, stap voor stap tot overeenstemming te zien komen. Ging het altijd maar zo: een veldslag winnen met vreedzame middelen”.

Hierom heb ik zelf in 2002 voor het parlementaire werk gekozen: met vreedzame middelen in een politieke gemeenschap pogen een doorbraak te bereiken.

Want de meerderheid in de politiek laat het tot nu toe wel grotendeels afweten. In Nederland al helemaal. Nederland bungelt onderaan de lijstjes van milieuprestaties in Europa. Op de ranglijst van klimaatvriendelijk van alle 27 EU-landen vinden we Nederland pas terug op een beschamende 21ste plaats. De klimaatpolitiek, wat één van de grootste issues in Den Haag zou moeten zijn, bungelt er eigenlijk ook maar een beetje bij. Soms lijkt het wel alsof minister Cramer voor spek en bonen in het kabinet zit. Vrijwilligheid en vrijblijvendheid is troef. Zulke grote problemen, zo weinig concreet beleid. Er is in de Kamer in theorie een groene meerderheid van PvdA, SP, CU, D66, PvdD en GroenLinks – 76 zetels. Maar in de praktijk bestaat hij niet: CU en PvdA maar vaak ook SP laten het afweten. Geen groot geld voor openbaar vervoer, geen concrete plannen voor windenergie in zee.

Hoe lang gaat dat door?

Waar zijn de politici met lef?

Waar zijn de PvdA, CU- en SP-leden die in verzet komen tegen de slappe keuzes van hun fracties? De klimaatcrisis smeekt om een groene doorbaak in Den Haag! Groene partijen hebben hier in Europa een sleutelrol te spelen. Maar zijn net als GroenLinks nog veel te klein. De ambities moeten veel hoger. Regeringsdeelname zou een expliciet doel moeten zijn.

Het is vreemd nu plotsklaps de Haagse arena te verlaten. Een stap opzij te zetten. Ik was er nog niet klaar. Nog lang niet klaar. Het spijt me ook ontzettend voor al die mensen die mij hun vertrouwen hebben gegeven. Het is vervreemdend zelf het middelpunt van een affaire te zijn. Het een rot besef deze bal zelf mede aan het rollen te hebben gebracht. Met een uitnodiging die meer misverstanden over mijn hedendaagse opvattingen opriep dan verduidelijkte. In een media-affaire vallen argumenten weg. In een media-affaire vallen nuanceringen weg. Er worden beelden gecreëerd. Insinuaties worden feiten. Etiketten geplakt. Oordelen geveld. In de Volkskrant noemde een columnist mij de Nederlandse Gerry Adams van Sinn Fein. Voor GeenStijl was ik nota bene de Karadzic van de Lage Landen. Maar er werd ook ongelooflijk onzorgvuldig omgesprongen met feiten. Zo zou ik volgens Nieuwe Revu in 1998 tegenover de kandidatencommissie van GroenLinks verzwegen hebben dat ik inbraken had gepleegd, terwijl ik toen helemaal niet meedong naar een Kamerzetel voor GroenLinks en pas voor de verkiezingen van 2002 voor het eerst een kandidatencommissie heb gesproken. En de Telegraaf wist op basis van anonieme bronnen het bespottelijke verhaal te vertellen dat in het kraakpand waar ik in de jaren tachtig woonde sperma gemixt zou zijn om daarmee toprevolutionairen te kweken, waarbij ze en passant ook nog even verwezen naar praktijken uit Nazi-Duitsland.

Ik heb onderschat welke krachten los zouden komen en hoe groot de behoefte is om keihard af te rekenen met actievoeren en met links. Hoe onverwerkt de jaren tachtig zijn – hoe onbekend ook. Ik moest me de afgelopen twee weken iedere dag opnieuw voor nóg meer acties uit de jaren tachtig verantwoorden, ook acties waaraan ik part noch deel had of acties waartegen ik me destijds al had gekeerd. Zoveel en zo vaak – dat het mijn functioneren als Kamerlid heel lastig maakte.

Dan past terugtreden.

Ook omdat ik erg geschokt was door wat de heer Verberg mij schreef over de brandstichting in zijn woning. Een daad die ik verafschuw, ook in de jaren tachtig verafschuwd zou hebben als het destijds bekend was geweest. Een daad ook die ik nooit beoogd heb, maar mogelijk wel het onbedoelde gevolg was van adresgegevens en een oproep die ik nooit had moeten publiceren. Maar voor hen die denken dat ik afgelopen donderdag zomaar opgaf:

O.k., mijn zetel gaf ik op, maar meer ook niet.

Ik wilde juist beter kunnen vechten: tegen onterechte beschuldigingen en tegen beelden die niet onderkennen dat ik in woord en daad veranderd ben!

De beweging van de jaren tachtig was groot, divers en ongestructureerd. Het verloop ervan onverwacht, onvoorspelbaar en chaotisch. Ik deed in volle overtuiging aan veel acties mee. Maar liet er ook heel veel lopen. Daar voelde ik mij niet bij thuis, die vond ik slecht: de actie tegen de Centrumdemocraten in Kedichem bijvoorbeeld, of de gewelddadige herkraak van de Lucky Luyk. Daar heb ik niet aan mee gedaan en was ik ook niet aanwezig. Er was voor mij – ook toen ik middenin de beweging zat een duidelijke grens: geweld tegen personen, het stichten van brand, laat staan het plaatsen van bommen. Dat vond ik onaanvaardbaar. RARA ging deze grens ver over.

Ik was juist heel bezorgd over dergelijke acties, ging de confrontatie erover aan met voorstanders. Ik probeerde de beweging daarvan weg te trekken, weg te houden. Anderen moeten maar beoordelen in hoeverre mij dat gelukt is.

Waarom moest een boek – dat primair over de klimaatstrijd gaat – ook in hoofdlijnen mijn actieverleden in die jaren beschrijven? Ik wilde laten zien waar mijn optimisme vandaan komt, dat we samen de maatschappij kunnen veranderen. Dat we door te handelen invloed kunnen uitoefenen.

In de jaren tachtig stopten we het dumpen van kernafval in zee. Dwong de kraakbeweging af dat Amsterdam leefbaar werd, op een moment dat grote delen van de stad dreigden te verpauperen. Waarschuwden we met Onkruit voor de gevaren van het militarisme, van blinde gehoorzaamheid. Ik leerde er dat niemand volledig machteloos is. Dat we ons lot in eigen hand kunnen nemen. Het is een optimisme en vertrouwen dat ik nu in 2008 maar al te vaak in de samenleving mis.

Want dat optimisme is een waardevol deel van de ervaring die ik in die jaren heb opgedaan met de gekke, de creatieve, de foute, de succesvolle, en de mislukte acties die we voerden. Een sterke maatschappelijke beweging is cruciaal voor broodnodige veranderingen.

Maar ik wilde in het boek ook de slechte ervaringen beschrijven. Om duidelijk te maken waarom ik steeds meer uit overtuiging een geweldloze activist ben geworden. Dat foute acties mij veranderd hebben. En waarom ik er steeds meer er voor koos binnen de kaders van de rechtsstaat actie te voeren. Om mij meer en meer op beïnvloeding van het parlement te richten.

Ik veroordeel alle vormen van fysiek geweld en eigenrichting en vind dat acties binnen de grenzen van de rechtsstaat moeten plaatsvinden. Het was voor mij een verbijsterende ervaring dat er juist voor het besef dat mensen kunnen veranderen vorige week geen ruimte meer leek:

Eens een dief altijd een dief.

Eens een Bluf!-redacteur altijd een Bluf!redacteur.

– ongelooflijk.

Midden jaren negentig heb ik in de tijd dat ik bij Milieudefensie werkte een groot opiniestuk in de Volkskrant geschreven over grenzen van het actievoeren. Ik verantwoorde me in dit stuk voor een bezettingsactie van een startbaan van Schiphol, die we met Milieudefensie hadden gevoerd.

Acties moesten, zo schreef ik:

* geweldloos zijn

* gericht op parlementaire besluitvorming en dus niet op het spelen van eigen rechter

* en actievoerders moesten bereid zijn tot publieke verantwoording en verantwoording voor de rechter

Ik vind dit nog steeds. Al leg ik voor de klimaatbeweging de lat hoger. Die moet enorm uitkijken met acties waarbij de wet wordt overtreden, ook al vallen zij binnen de genoemde drie criteria. Omdat ik heel bang ben dat harde acties contraproductief zijn, de beweging isoleert en de maatschappelijk roep om krachtdadiger klimaatbeleid marginaliseert.

De inbraak bij Economische Zaken werd afgelopen weken scherp veroordeeld, maar er waren ook velen die zeiden eigenlijk morgen wel weer te willen inbreken – als daarmee nuttige geheimen boven tafel zouden kunnen komen. Het doel heiligt het middel – is dan kennelijk de redenering. Maar inbraken zijn enorme inbreuken op onze rechtsstaat en ondergraven het democratisch proces. Het doel heiligt hier niet het middel.

Het is eigen rechter spelen: want jij meent zelf uit te kunnen maken voor welk goed doel dit middel gerechtvaardigd is en voor welk niet. Maar als rechtse activisten nu eens alle dossiers stelen van asielzoekers die op het punt staan hun generaal pardon te krijgen? Omdat dat voor hen een gerechtvaardigd doel is? Wat kun je daar dan nog tegenover stellen?

In mijn boek beschrijf ik dat er een nieuwe maatschappelijke beweging nodig is om de klimaatverandering te stoppen. Natuurlijk, de politici moeten de maatregelen nemen. Maar zij zullen dat alleen doen als de maatschappij er met klem om vraagt. En als er genoeg draagvlak is voor de ingrijpende maatregelen die onvermijdelijk zijn. Dat vraagt een grote, brede, open maatschappelijke klimaatbeweging. Die geweldloos is en de democratische rechtsstaat respecteert. En allerlei institutionele deelbelangen tussen bestaande organisaties overstijgt.

Die beweging is er nu – spijtig genoeg! – nog niet. We missen ‘m node.

Nog 16 maanden en dan wordt in Kopenhagen de beslissende VN-top gehouden: komt het daar tot afdoende afspraken? Wie is er in Nederland mee bezig, waar is de druk? Want echt, er komt daar alleen een akkoord als we er allemaal samen om vragen, roepen of zelfs smeken. Is het niet gek dat daar niet aan gewerkt wordt? Ik zou natuur- en milieuorganisaties, maar ook de kerken, vakbonden, journalisten, schrijvers, Tv-persoonlijkheden op willen roepen heel snel met een Kopenhagenbeweging te starten.

De politiek moet het klimaat redden, maar maatschappelijke druk en steun is onmisbaar, zo beschrijf ik in het boek. Nu de Kamer niet langer mijn domein meer is zal ik me er de komende tijd – met alles wat in me is – voor inzetten dat de maatschappelijke klimaatbeweging sterker en krachtiger wordt.

Ik verheug me daarop.

En ook daarom ga ik graag met dit boek op pad om met iedereen het debat aan te gaan. Tot slot zeg ik tegen velen van jullie: bedankt voor alle steun de laatste weken.