(Trouw 18 april 2013)
Help Rutte en koop
Welke spindocter bedacht deze setting?
Premier Rutte zit in een ogenschijnlijk klein kamertje op een wat ongemakkelijk stoel naast een rode schermerlamp. Kort na het sluiten van het sociaal akkoord en geeft hij een interview aan Ferry Mingelen van Nieuwsuur. Blijkbaar is bedacht dat bij dit ‘historische akkoord’ (in de woorden van Rutte) een zittende premier meer statuur geeft, dan een staande. Net als de rode schermerlamp.
Want de boodschap moet aankomen.
‘Wat we willen bereiken, is dat we stoppen met somberen’, zegt Rutte, opgewekt in de camera. ‘We moeten een nieuwe auto te kopen, of een nieuw huis’. En dan volgt de uitsmijter: ‘Dan kunnen we met elkaar het Centraal Planbureau verslaan’.
We moeten ons uit de crisis moeten consumeren, zo luidt Rutte’s boodschap. Help de regering en koop! En als we te weinig kopen, dan komen er meer bezuinigen, zo dreigt de premier ook nog eens.
Ik moest direct aan de woorden van president Bush denken, in de dagen na de aanslagen op 9/11. ‘Ga door met kopen en produceren. Houd vertrouwen in de economie’, bezwoor hij. ‘Ga naar Disney World in Florida met de hele familie’.
Wat is dit voor logica?
De economie overwoekert ons leven. Jaar na jaar worden financieel economische arumenten dominanter in het publieke debat. De zakjapanner regeert. De vraag is steeds vaker alleen nog maar: wat betekent het voor de economische groei? Veel te vaak neemt een economisch oordeel de plaats in een morele afweging. Maar zoals de kritische econoom Karl Polanyi stelde: ‘Een maatschappij heeft een economie maar is geen economie’. Ook in het economische domein zou de vraag dienen te zijn: bevredigt het echt onze behoeften?
Wat ik premier Rutte zou willen voorleggen: wordt ons leven er beter van als we allemaal meer gaan kopen? Of hebben we meer baat bij goede collectieve voorzieningen, ook als we dan zelf wat minder te besteden zouden hebben, en de economische groei wellicht wat afneemt? En zou het ook kunnen dat we liever wat meer vrije tijd hebben, en wat korter werken, in plaats van ons in de consumptieve ratrace te storten?
Deze morele dilemma’s zijn aan premier Rutte en zijn kompaan Samson niet besteed. Voor hen zijn de cijfers van het Centraal Planbureau het enige kompas dat ze kennen. En deze CPB-cijfers moeten we met een grote kopersactie ‘verslaan’. Dat is de wedstrijd die zij spelen.
Na de ministerraad op vrijdag jl. geeft premier Rutte zoals altijd zijn persconferentie. Hier herhaalt hij zijn pleidooi om te stoppen met somberen en vertelt in het weekeinde op stap te gaan met vrienden. ‘Uitgaven in de horeca zijn van grote waarde om de economie een impuls te geven’, aldus de premier. Minister Opstelten sluit zich bij hem aan: ‘Ik laat het in het weekend altijd een beetje rollen, en ik ben van plan het dit weekend niet anders te doen’.
Ik verwacht binnenkort een besluit van het kabinet om de BTW op alle reclame af te schaffen, in een volgende poging onze koopdrift verder aan te jagen.
Wie weet blijven we dan wel met het begrotingstekort binnen de 3%.
En verschijnt er een smiley op de zakjappanner.
Wijnand Duyvendak
__________________________________________________________________
(Trouw 14 september 2012)
GroenLinks na de nederlaag
De kiezer heeft GroenLinks hard bestraft. De kiezer vertrouwde GroenLinks deze keer zijn stem niet meer toe, veel te bang dat deze stem in geruzie en incompetentie verloren zou gaan. De opdracht is duidelijk: breng de partij op de orde.
Alle onderzoeken bevestigen dit beeld: de partij wordt gebrek aan daadkracht en leiderschap verweten, de vertrouwensscore is laag. André Krouwel, die het Kieskampas ontwikkelde, concludeert op basis van de uitkomsten van deze stemwijzer in Trouw (11 september): ‘Dat de partij het niet goed doet, heeft andere oorzaken dan het partijprogramma’. Niet de inhoud, maar alle gedoe verklaart de slechte uitslag.
Resultaten van het Een Vandaagkiezerspanel bevestigen dit beeld, en vullen het aan. De steun die de fractie gaf aan de politiemissie naar Kunduz blijkt voor nogal wat kiezers lastig te verteren. Een keuze die waarschijnlijk vergeven was als de partij in rustig vaarwater terecht was gekomen. Maar toen daar Dibi, Van Gent, en de twist over een lijsttrekkersreferendum bijkwamen was voor veel kiezers de maat vol.
Ook rees er onduidelijkheid over de politieke plaatsbepaling van de partij. Na de vrijzinnige links-liberale koers van Halsema plaatste Sap nieuwe accenten, maar de duiding ervan was lastig: onmiskenbaar zette ze scherper in op groene politiek en eerlijk delen. Maar hoe viel dit dan weer te rijmen met steun aan aanpassing van het ontslagrecht in het Lente-akkoord?
Ondanks de magere score moet GroenLinks de ambitie niet opgeven om duurzaam met dubbele cijfers vertegenwoordigd te willen zijn in de Tweede Kamer. Iedere politieke partij maakt wel een slechte uitslag mee. Allereerst moet er een eind komen aan gekibbel en bestuurlijke incompetentie. En al is de nederlaag niet primair te verklaren vanuit het verkiezingsprogramma, dit zal verder vernieuwd moeten worden om een antwoord te geven op de actuele problemen. Pas dan komen de dubbele cijfers in zicht.
De diepe financieel-economische crisis die ons land teistert, agendeert scherp het oude linkse thema van ‘eerlijk delen’: van inkomen, vermogen, en werk. Jolande Sap heeft hier eerste stappen toe gezet, maar het sociale verhaal van GroenLinks is bleek en vraagt veel hersengymnastiek. De (potentiële) GroenLinkskiezer vertrouwt op dit onderwerp eerder de PvdA of de SP. Hier verder aan werken, is een belangrijke opgave voor de partij, evenals kritiek op het moderne mondiale financieel-kapitalisme.
De Duitse Grünen zijn een inspirerend voorbeeld voor GroenLinks. Modern, zeer sterk maatschappelijk verankerd, betrouwbaar en competent. Voor die Grünen is groene politiek het hart van hun identiteit, voor GroenLinks uiteindelijk toch maar een van de vele onderwerpen. Het is illustratief dat in de gemeenteraads- en Tweede Kamerfracties over het algemeen slechts één ‘groene’ volksvertegenwoordiger zit, terwijl ‘groen’ de helft van de naam vormt. Het groene gedachtengoed heeft zich in de partij de laatste decennia maar beperkt ontwikkeld, terwijl de wereld om ons heen veranderd is. Zo is in Nederland de laatste jaren in ongekend tempo een grote beweging van duurzame doe-het-zelvers – thuis, in de wijk, in de gemeente, in het bedrijfsleven – ontstaan met een nieuwe manier van denken en werken, waar de partij nauwelijks aansluiting bij vindt. Het is zeer interessant bij hen aan te haken en debat te zoeken. En ook het ‘groene idioom’ moet tegen het licht gehouden worden.
Er is geen enkele reden tot wanhoop. GroenLinks is nog broodnodig en de partij leeft: met tienduizenden leden, zeer vele wethouders en krachtige afdelingen. Het is de kunst nu de teleurstelling van deze Tweede Kamerverkiezingen om te zetten in energie om nieuwe stappen te zetten voor een werkelijk groenere politiek met een sterker accent op ‘eerlijk delen’.
_______________________________________________________________
(NRC Handelsblad 16 juni 2012; ingekorte versie gepubliceerd)
Terwijl de steun voor het idee van duurzaamheid sterk groeit, stijgt de uitstoot van broeikasgassen net zo snel
Het is een knappe vondst, eind jaren tachtig. Een VN-commissie onder leiding van de Noorse premier Brundtland introduceert het idee van ‘duurzame ontwikkeling’. Het haalt de milieustrijd uit de linkse geitewollensokken hoek, verbindt deze direct met het ontwikkelingsvraagstuk en rekent af met de tegenstelling tussen economische groei en milieu. Economische groei is, ook in de rijke landen, een voorwaarde om armoede op te kunnen heffen, zo is het idee. Maar deze groei moet wel ‘duurzaam’ zijn. ‘De wereld moet strategieën ontwikkelen die haar in staat stellen om het huidige pad van vaak destructieve groei in te ruilen voor duurzame ontwikkeling’. Regeringsleiders uit de hele wereld onderschrijven in 1992 in Rio de Janeiro met groot enthousiasme het nieuwe concept. Al zegt president Bush sr.: ‘The American way of life is not negotiable’. Te midden van alle euforie wordt deze waarschuwing nauwelijks gehoord.
De top in 1992 valt in een periode van mondiaal optimisme. De Muur is net gevallen en de verlamming van de Koude Oorlog lijkt doorbroken. Er gloort een nieuwe wereldorde en de gigantische defensiebudgetten kunnen afgebouwd worden. Er lijkt ruimte te ontstaan om verwaarloosde problemen als milieudegradatie en onderontwikkeling aan te gaan pakken. In Rio de Janeiro spreken de regeringsleiders af het verlies aan biodiversiteit, de kap van tropische bossen en de opwarming van de aarde met grote urgentie te gaan bestrijden.
De afgelopen twintig jaar laten zich lezen als een zegetocht van het idee van duurzame ontwikkeling, tegenwoordig vaak afgekort tot ‘duurzaamheid’. Was duurzaamheid begin jaren negentig vooral nog populair in gouvernementele kring en in de milieubeweging, inmiddels formuleert een groot deel van het bedrijfsleven duurzaamheidsambities en kan het in de hele samenleving op veel draagvlak rekenen. Het onttrekt zich opmerkelijk genoeg ook grotendeels aan de links-rechts polarisatie, zoals die op veel andere terreinen te zien is. Talloos zijn de duurzame initiatieven: honderden gemeenten formuleerden eigen klimaatambities, zelf energie opwekken met zon of wind beleeft een hausse, en grote multinationals spannen zich in om hun CO2-uitstoot terug te brengen. Het is een maatschappelijke trend die overigens maar zeer gebrekkig haar vertaling vindt naar de Haagse politiek en de ovale TV-tafels waaraan het maatschappelijk debat gevoerd wordt.
En misschien belangrijker: de zegetocht van het idee van duurzame ontwikkeling heeft niet kunnen voorkomen dat de afgelopen twintig jaar de uitstoot van broeikasgassen met meer dan dertig procent is gestegen, de biodiversiteit sterk is afgenomen, en de kap van bossen in hoog tempo is doorgegaan. De armoede is overigens wel afgenomen, vooral door de opkomst van nieuwe economieën in Azië en Latijns Amerika.
Het is een intrigerend contrast: terwijl de steun voor het idee van duurzaamheid sterk groeit, stijgt de uitstoot van broeikasgassen net zo snel. De rekenmeester van het Planbureau van de Leefomgeving verwachten de komende vijf jaar een stijging van de uitstoot door de grote Nederlandse bedrijven met mogelijk 25 procent.
Eind juni wordt in de Rio de Janeiro ‘Rio + 20’ gehouden, een nieuwe grote mondiale duurzaamheidstop. De euforie is weg, de wereld is nu in de ban van de financiële crisis. De belangstelling voor deze nieuwe top zal veel kleiner zijn dan in 1992. Toen reisden namens de Nederlandse regering maar liefst de ministers Alders (milieu), Pronk (ontwikkelingssamenwerking) en premier Lubbers naar Brazilië af. Eind juni stappen slechts de staatssecretarissen Atsma en Knapen op het vliegtuig. Regeringsleiders laten zich op de nieuwe top nauwelijks zien. Deze dreigt op een grote mislukking uit te lopen, nieuwe politieke stappen zullen uitblijven.
De ontwikkelingslanden en China beijveren zich er sterk voor om eind juni in Rio de Janeiro niet weer de zoveelste mooie wensenlijst te formuleren. Ze roepen de wereldgemeenschap op allereerst een grondige analyse te maken van waarom er van de ambities uit 1992 zo weinig is terechtgekomen. Zij vinden hiervoor tot nu toe weinig gehoor. Een scherpe terugblik op de resultaten van de afgelopen twintig jaar ontbreekt in de voorbereidingen. Het Nederlandse platform Rio + 20, waarvan de oprichting door de regering is geëntameerd, stelt zich primair de vraag: ‘Hoe kun je individueel handelen versnellen, zodat we allemaal een groene leider/inspirator worden?’ De nadruk ligt op nieuwe plannen en voornemens, zoals zo vaak in het milieubeleid. De vraag of al die individuele inspanningen tot voldoende effect zullen optellen, wordt niet gesteld. En ook het trekken van lessen is niet de inzet. Terwijl de tijd rijp is te onderzoeken wat de sterke kanten, maar ook wat de zwakke kanten zijn van het concept van duurzame ontwikkeling.
Duurzaamheid is een optimistisch begrip. Het verbindt economische groei met perspectief voor ontwikkelingslanden, en met ecologische grenzen. Maar het is geen onderscheidend concept. Haar kracht is tegelijkertijd haar zwakte. Het is een mantra geworden dat vrijblijvend aangeroepen kan worden. Duurzaamheid wordt vaak vertaald in de drie p’s: people, planet, profit. Voor alle drie moet aandacht zijn en er moet een juiste balans tussen gevonden worden, is het idee. Het is inderdaad van betekenis dat bedrijven die alleen op winst georiënteerd zijn oog krijgen voor de sociale en milieubelangen, zoals het ook belangrijk is dat milieuorganisaties oog hebben voor de belangen van werknemers en de winstgevendheid van bedrijven. Maar de drie p’s zijn een probleemstelling, geen oplossing of antwoord. Ze vertegenwoordigen alle drie (vaak) tegenstrijdige belangen. Over hoe daar mee om te gaan blijft het antwoord nog open. ‘Duurzaamheid’ is geen concreet commitment.
De politieke context is sinds 1992 ingrijpend veranderd. Het einde van het communisme had, naast de euforie over de nieuwe coöperatieve fase in de wereldgeschiedenis, nog een ander effect: het leidde ertoe dat er in de jaren negentig een zeer krachtige neoliberale wind ging waaien. De politiek moest terugtreden, de markt alle ruimte krijgen. De overheid was het probleem, niet de oplossing.
In Nederland kwam milieuminister Alders (PvdA) in een hard politiek gevecht terecht, nu de ideologische wind draaide. Het was zijn taak om het milieubeleid, dat na het Brundtlandrapport en de top in Rio in het brandpunt van de belangstelling stond, concreet handen en voeten te geven. Alders wilde bedrijven tot strengere uitstootnormen verplichten en regulerende heffingen invoeren op vervuilende brandstoffen. Hij ondervond felle tegenstand van de minister van Economische Zaken Andriessen (CDA) en van de werkgevers, die onder leiding stonden van een jonge Rinnooy Kan. Minister Alders delfde in dit conflict het onderspit; er kwam geen heffing en evenmin uitstootnormen. In plaats hiervan pleitte het uiteindelijke milieuplan van Alders, tegen zijn eigen zin, maar geheel in lijn met de nieuwe neoliberale tijdgeest voor ‘verschuiving van regelgeving van bovenaf naar zelfregulering binnen kaders’.
De toon voor het Nederlandse klimaatbeleid de daaropvolgende twintig jaar was gezet: subsidies en convenanten kregen de voorkeur boven heffingen en regelgeving. Rinnooy Kan toonde zich een tevreden man: ‘Er hebben de nodige aanvaringen plaatsgevonden maar we zijn tevreden dat Alders is bekeerd tot overleg. We waren bevreesd dat hij harder zou gaan lopen. Die verleiding heeft hij op ons aanraden weerstaan.’
Omdat in het concept van duurzame ontwikkeling de politiek-strategische analyse compleet ontbreekt (Hoe bereiken we een duurzame samenleving? Welke barrières moeten we overwinnen? Wat is de rol van de politiek? En van de markt?) en harde doelstellingen eveneens missen, kunnen begin jaren negentig Rinnooy Kan en Andriessen, en later Margreet de Boer, Wim Kok, Jacqueline Cramer, Wouter Bos en Jan Peter Balkenende, allemaal uitroepen te kiezen voor een ‘duurzame ontwikkeling’. De keuze verplicht niet, is geen richtsnoer voor concreet handelen.
Peter Bakker is als topman van TNT een van de voormannen van de duurzaamheidsgolf die vanaf 2005 het bedrijfsleven overspoelt. Hij etaleert een aantrekkelijk optimisme. Inmiddels teruggetreden, schrijft hij in NRC Handelsblad van 22 mei: ‘Duurzame consumptie gaat om slimmer en doelmatiger consumeren. Hierbij bespaart de consument geld en gaat zijn leven erop vooruit’. Ode, het blad voor ‘intelligente optimisten’ dat eenmaal per kwartaal wordt meegezonden met NRC Handelsblad schrijft: ‘Meer is beter. De nieuwe duurzaamheid draait om meer: meer innovatie, meer economische groei, meer goede ideeën’.
De behoefte om de baten van duurzaamheidsbeleid te benadrukken is begrijpelijk Een optimistisch verhaal trekt volle zalen. Maar het is niet zonder risico. Het debat zou zo op het verkeerde been gezet kunnen worden. Als alleen de baten van het duurzaamheidsbeleid in beeld worden gebracht, dan wordt het lastig om burgers en bedrijven de kosten ervan alsnog voor te schotelen. De aanpak van de milieucrisis kent een prijs en is niet alleen maar een groot feest. Het concept van duurzame ontwikkelingen brengt deze kosten niet in beeld. Maar ze zijn er natuurlijk wel (al zijn de kosten van nietsdoen op termijn veel hoger). Eindeloos veel vliegen, grote en zware auto’s rijden, het tart de ecologische grenzen. Vervuilende industrieën zullen moeten krimpen. Dat doet ook onvermijdelijk pijn. Een juichende boodschap is overigens geen voorwaarde om grote groepen mensen mee te krijgen. Dat is een hardnekkig misverstand. Wat mensen vragen is een plan, het vertrouwen dat er een oplossing is en duidelijkheid over de weg ernaartoe.
’10 – 7 – 1’ is een code die staat voor de dilemma’s in het klimaatbeleid. 10 ton CO2 is de hoeveelheid die een gemiddelde Nederlander per jaar produceert. 1 ton CO2 is de uitstoot die we ons in 2050 nog kunnen permitteren. Dit is een enorme reductieopgave. Mensen kunnen zelf door gedragsveranderingen en aanpassingen in hun huis maximaal 3 ton uitstoot besparen. 7 ton CO2 is de hoeveelheid die dan nog resteert. Om van 7 naar 1 ton te komen is een vorm van politieke interventie onmisbaar: zeer strenge normen van auto’s en elektrische apparaten, een belasting op (rund)vlees, aanpassingen van elektriciteitsnet zodat er veel meer energie met zon en wind kan worden opgewekt, etc. Zonder ingrepen van de politiek op het terrein van normen, prijsstelling en de aanleg van infrastructuur is het volstrekt onvoorstelbaar hoe we in enkele decennia een reductie met negentig procent zouden kunnen realiseren.
Noem het ecologische politisering: het besef dat krachtige politieke maatregelen broodnodig zijn en dat daar voor betaald moet worden. Wanneer de politiek niet snel de duurzame golf krachtig gaat ondersteunen, zal deze de komende jaren onvermijdelijk aan kracht gaan verliezen. De barrières die ze moet overwinnen zullen te groot worden. We zullen bereid moeten zijn onze manier van leven, van consumeren en produceren aan te passen. Dit roept onvermijdelijk vele weerstanden op, denk aan de uitspraak van president Bush sr. in 1992 in Rio de Janeiro.
‘Rio + 20’ dreigt voor de noodzakelijke ecologische politisering een gemiste kans te worden. Regels die het milieu beschermen en ontwikkeling stimuleren zullen er niet worden vastgelegd. Fossiele brandstoffen zullen niet duurder worden.
Een volgende testcase, zij het op andere schaal, zijn de Nederlandse verkiezingen op 12 september. Neemt Nederland dan weer de lead, zoals ze ook in Rio de Janeiro in 1992 er hard aan trok en zeer prominent aanwezig was?
Wijnand Duyvendak
_____________________________________________________________________________
(Volkskrant – 16 mei 2012)
Wat een gemiste kans!
Valt er binnen GroenLinks wat te kiezen, maar benoemt Tofik Dibi toon, stijl en aanpak als de belangrijkste verschillen tussen hem en Jolande Sap.
Politieke discussie is interessant als hij over inhoudelijke en politieke verschillen gaat. Juist op dit terrein heeft Jolande Sap interessante stappen gezet, die verder uitgewerkt en doordacht zouden kunnen worden. Daar had ik graag een lijsttrekkersreferendum over gehad.
Sap positioneert GroenLinks nadrukkelijk als progressieve, maar daarnaast sterk als een groene partij. In het Lenteakkoord heeft zij zich met succes ook krachtig beijverd voor groene maatregelen. Dibi zegt hier niet veel over, al benoemt hij ook ‘groene economie’ tot een speerpunt.
Voor GroenLinks is een consequent groenere oriëntatie een aantrekkelijk perspectief. Een krachtige groene identiteit heeft de Duitse Groenen electoraal het laatste decennium de wind in de zeilen gegeven; het feit dat de partij jarenlang milieuacties heeft gevoerd, nauwe banden met de milieubeweging onderhoudt, en werkt aan concrete groene alternatieven betaalt zich uit.
GroenLinks is in het Nederlandse politieke spectrum de enige partij die zich als groen afficheert, en daarom is de partij als vanzelf ‘eigenaar’ van het issue. Maar in de dagelijkse praktijk is het voeren van groene politiek lang niet altijd de core business. Bij het twintigjarig bestaan van GroenLinks eind 2010 schetste Femke Halsema ‘een toekomstagenda voor progressieve politiek’. Het kan bij GroenLinks gebeuren dat in zo’n agenda het woord milieu niet voorkomt en klimaat slechts in een bijzin wordt genoemd. Dat zou de Duitse Groenen niet gebeuren.
Groen
Het is ook tekenend dat voor GroenLinks eigenlijk altijd maar één groen Kamerlid in de Tweede Kamerfractie zit, terwijl ‘Groen’ toch de helft van de naam is. En waarom gaat er bij GroenLinks zoveel meer tijd en energie zitten in het formuleren van een sociale hervormingsagenda dan in een debat over een groot groen plan?
De Groenen zijn veel groener dan GroenLinks; de ontstaansgeschiedenis is ook een andere, zoals ook de politieke cultuur in Nederland verschilt van de Duitse. De Groenen komen direct voort uit de Duitse milieubeweging. Begin jaren tachtig was de partij de eerste echte bundeling op nationaal niveau van een grote verscheidenheid aan lokale en regionale groene initiatieven. Duitsland kende veel minder dan Nederland sterke nationale milieuorganisaties. De Groenen waren de politieke vertaling van deze basisgroepen: ze gaven ze een stem in het politieke systeem.
De sociaal-democraten en de christen-democraten maakten in de jaren tachtig in Duitsland de dienst uit en zij stonden nauwelijks open het nieuwe groene gedachtengoed. In deze context lag het voor de hand dat de nieuwe, tot dan toe versplinterde, groene emancipatiebeweging zelf de krachten bundelde en een politieke partij oprichtte.
Fusieproject
GroenLinks komt niet voort uit de milieuorganisaties. GroenLinks is een fusieproject van vier kleinere progressieve partijen: PPR, PSP, CPN en EVP. Het lag zeer voor de hand om de nieuwe partij bij de oprichting, precies ten tijde van de ‘eerste klimaatgolf’ van 1989, ‘GroenLinks’ te dopen. Maar dat ‘links’ moest er wel bij.
De Groenen hebben zich in Duitsland knap in het politieke centrum gemanoeuvreerd zonder hun progressieve agenda te verloochenen. Regeren met zowel de SPD als de CDU is nu een optie, kiezers van beide partijen lopen over. De CDU voelde zich zo door de Groenen bedreigd, dat kanselier Merkel zich na de ramp in Fukushima gedwongen zag het belangrijkste agendapunt van de Groenen – sluiting van de kerncentrales – ten uitvoer te brengen.
GroenLinks zal omwille van de groene zaak en om electorale redenen een veel krachtiger vertolker moeten worden van groene issues. Zo’n partij wordt in Nederland node gemist. Een discussie hierover is voor GroenLinks veel perspectiefvoller dan de vraag of ze zich met de SP en PvdA, dan wel met D66 zou moeten verbinden. Ga door - zoals Jolande Sap beoogt – met de versterking van de eigen unieke kracht in plaats van anderen te imiteren.
Wijnand Duyvendak is oud-Tweede Kamerlid voor GroenLinks
________________________________________________________________________________________
(NRC Handelsblad 11 februari 2012)
Groen heeft wel toekomst
Het is een rotprobleem, de opwarming van de aarde: het is ongrijpbaar en mondiaal van aard. De aanpak ervan vraagt een zeer lange adem en eenvoudige oplossingen zijn niet voorhanden. Het is daarom niet verbazingwekkend dat de klimaatverandering van de politieke agenda verdwijnt, zodra problemen uit het hier-en-nu zich opdringen, zoals de financiële crisis, of de burgeroorlog in Syrië.
„Dit is zo belangrijk dat we het niet aan de linkse partijen kunnen overlaten”, zegt VVD-lijsttrekker Rutte nog in 2006. PvdA-voorman Bos doet er dan onmiddellijk een schepje bovenop: „De toekomst zal groen zijn of zal niet zijn”. Van deze betrokkenheid bij de klimaatverandering is enkele jaren later in politiek Den Haag niets meer over. Het ministerie van Milieu is opgeheven, de ambities om de uitstoot van broeikasgassen te beperken zijn fors beperkt.
Rutte en Bos doen hun uitspraken op het moment dat een grote klimaatgolf de wereld overspoelt; Al Gore is er het gezicht van. Het is de tweede klimaatgolf. De eerste grote piek in de aandacht voor het broeikaseffect houdt Nederland van 1989 tot 1991 in haar greep: VVD-minister Nijpels en CDA-premier Lubbers agenderen in die jaren met veel kracht het nieuwe onderwerp. De Koningin spreekt in haar kerstrede in 1989 de gedragen woorden: „Langzaam sterft de aarde en wordt het onvoorstelbare – het einde van het leven zelf – toch voorstelbaar”.
De eerste en de tweede klimaatgolf kunnen tot waskom komen in tijden van economische voorspoed. Beiden delven het onderspit op het moment dat de economie begint te haperen. De aandacht vervliegt en de aanpak blijft steken in vrijblijvende en vrijwillige maatregelen. Het gevolg is dat de Nederlandse CO2-uitstoot sinds 1990 met 15 procent is gegroeid, in plaats van met 20 of 30 procent is gedaald, zoals de ambitie was.
In de jaren zestig en zeventig is milieu nog vooral een ‘links’ onderwerp. Dat verandert in de jaren tachtig door inzet van VVD’er en milieuminster Winsemius, en later door de niet aflatende ijver van Nijpels en Lubbers. Milieu wordt een zaak van algemeen belang, niet links of rechts.
Maar de laatste jaren is het broeikaseffect als nog inzet geworden van een ideologische strijd. In de Verenigde Staten haastten de afgelopen maanden alle Republikeinse presidentskandidaten zich om te verklaren dat ze niet in de klimaatverandering ‘geloven’.
En ook in Nederland is de ‘vermeende’ klimaatverandering voor rechts-conservatieven een ijkpunt om te tonen uit het goede hout gesneden te zijn. Het is geen toeval dat drie NRC-columnisten van rechtse snit (Martin Bosma, Dirk-Jan Eppink, en Thierry Baudet) niet lang na hun aantreden een felle column publiceerden over de ‘vermeende’ opwarming. Als een bewijs van goed rechts gedrag.
Vicepremier Verhagen positioneert zich ook graag langs deze lijnen door aandacht voor het milieu weg te zetten als een „moralistische stok om ondernemers, boeren en bedrijven mee te slaan”. De PVV was hem al voorgegaan met dit vertoog.
In mijn boek Het groene optimisme verklaart oud-CDA-fractievoorzitter en staatssecretaris van Milieu Pieter van Geel deze politisering van het milieu – door rechts – uit een sterk verlangen om onbezorgd van het goede leven te kunnen genieten. Zonder lastiggevallen te willen worden met problemen van anderen en zonder de gevolgen van het eigen gedrag onder ogen te willen zien.
Op de achtergrond speelt zeker ook weerzin mee tegen een staat die zich bemoeit met het economisch leven. Inderdaad onvermijdelijk, als we de vervuiling willen beteugelen. ‘Watermeloenen’ worden in de Verenigde Staten ijveraars voor de groene zaak wel genoemd: groen van buiten maar rood van binnen.
De trage voortgang bij de aanpak van de opwarming en de slepende debatten stemmen me vaak pessimistisch. Is het probleem van de opwarming van de aarde niet een paar maten te groot om op te lossen?
Toch heb ik hoop. Er is, als resultante van de tweede klimaatgolf, in het bedrijfsleven, in gemeenten, en via velerlei initiatieven om zelf energie op te wekken, een grote beweging van duurzame wij-doen-het-zelvers opgestaan. Ze zijn niet, zoals de klassieke milieubeweging was, op de politiek georiënteerd, maar heel concreet bezig met het zelf reduceren van de uitstoot. Dit is een unieke, nog steeds groeiende trend. Deze ‘beweging aan de basis’ is een voorwaarde voor de stappen die de politiek zal moeten zetten: het vaststellen van strenge normen, introduceren van een hogere prijs voor vervuiling, en de aanleg van een duurzame infrastructuur. Zonder maatschappelijke steun zal politiek Den Haag dit nooit gaan doen.
Duurzame wij-doen-het-zelvers hebben vaak het naïeve idee dat de omslag zich als vanzelf zal voltrekken. Maar zij zullen zich op de politiek moeten gaan richten: zonder maatschappelijke pressie is de grote macht van de fossiele energielobby in Nederland nooit te breken.
Het is kunst voor iedereen die het milieu een warm hart toedraagt bij alle inspanningen een technocratisch vertoog te vermijden. Dat doet niemands hart sneller kloppen en doet ook onrecht aan de aard van het vraagstuk. De aanpak van de klimaatverandering is primair een morele kwestie: we moeten stoppen de gevolgen van onze levenswijze af te wentelen op mensen elders in de wereld en op generaties die na ons komen. Het is een vraagstuk van solidariteit en compassie.
Ik houd ook de hoop dat het politieke krachtenveld verandert: Nederland heeft net als Duitsland een krachtige groene partij nodig. De groene wind die in Duitsland waait, is het resultaat van de jarenlange, consequente, en ook zeer inhoudelijke inbreng van Die Grünen. Door hun krachtige positie in het politieke speelveld kunnen ze zowel de SPD, als de CDU/CSU in groene richting drijven. Het klimaatvraagstuk is door hen wel gepolitiseerd maar niet links-rechts gepolariseerd. GroenLinks zou aan Die Grünen een voorbeeld kunnen nemen, in plaats van een discussie te openen of ze zich aan D66 dan wel PvdA of SP zou moeten spiegelen.
„Hoop is een kwaliteit van de ziel. Hoop is niet te voorspellen of vooruit te zien”, schreef Vaclav Havel. Niemand zag de val van de Muur in 1989 aankomen, evenmin zijn tien jaar geleden de onderwerpen die nu de politiek bepalen – de financiële crisis, opstanden in de Arabische landen, de opkomst van populistische beweging – voorzien.
We kunnen heel slecht in de toekomst kijken. Ik houd hoop, de komende tien jaar is alles mogelijk.
__________________________________________________________________
(Joop.nl 29 maart 2012)
Politieke psychose: hervormen
Dit weekend riep SGP-leider Van er Staaij het kabinet op tot ‘hervormingen’. Zijn tegenpool Pechtold praat al maanden nergens anders over dan over ‘hervormingen’. Ook Samsom, Rutte, Sap, Verhagen – allemaal beklemtonen ze voortdurend de noodzaak van hervormingen. Lag er jarenlang een taboe op het ‘H-woord’, nu tel je in de Haagse arena niet meer mee als je niet voortdurend de noodzaak tot hervormingen onderschrijft. Eindeloos herhalen nieuwsduiders, spindocters en leidende politici het rijtje – wat dan heet – ‘noodzakelijke hervormingen’: ‘de arbeidsmarkt, de woningmarkt, de zorg’.
In dit vertoog zijn er de moderne ‘hervormingsgezinde’ partijen en aan de andere kant conservatie partijen die alles bij het oude willen laten. Snel wordt er dan gewezen naar Wilders en Roemer, die inderdaad een ander idioom hanteren.
Wie modern, jong, en toekomstgericht is, die heeft de mond vol van hervormen.
Taal creëert een werkelijkheid. Begrippen die we hanteren definiëren wat we zien als problemen en wat als oplossingen. Dat is altijd zo geweest, dat is onvermijdelijk en daar is niks mee mis.
Maar nu loopt het wel een beetje uit de hand.
Doordat in de ultakorte quotes van de voorlieden van verreweg de meeste partijen voortdurend dezelfde begrippen resoneren verdwijnen essentiële politieke tegenstellingen en keuzes onder het tapijt. Het politieke speelveld wordt kunstmatig verkleind – uiteindelijk tot een veld waarop D66 en VVD het best uit de voeten kunnen.
Grote kwesties raken buiten beeld.
De oorzaak van de ellende waar we in zitten ligt in de ongebreidelde groei van de financiële sector en de afbraak van het publieke domein. Willen we de samenleving weer een beetje in het spoor krijgen, dan is hier zeer veel reparatie– en herstelwerk te verrichten. Maar de ‘hervormingen’ waar ik via de media over hoor gaan hier nooit over. Het is een welhaast onbesproken terrein.
Ook de dubbele crisis raakt in het vertoog over de ‘hervormingen’ uit zicht: niet alleen financieel maar minstens zozeer ecologisch loopt het volkomen uit de hand; ook het krediet van de aarde is op. De ingrepen (of noemen we het ook ‘hervormingen’?) die hier in gang gezet moeten worden, zijn wel een paar maten ingrijpender dan de aanpassingen van, pakweg, het ontslagrecht waarover nu gesproken wordt.
Wie dezelfde woorden gebruikt, lijkt het eens te zijn.
Het is ook zo’n makkelijk uitgesproken trits: ‘de arbeidsmarkt, de woningmarkt, de zorg’. Maar in feite is dit niet meer dan een probleemstelling – deze opsomming zegt niets wat er eigenlijk hervormd moet worden en tot wat voor samenleving dat zou moeten leiden. De liberale agenda van D66 en VVD op deze terreinen is bekend. Maar waarin onderscheiden de anderen zich?
Natuurlijk, Samsom en Sap voelen ook wel nattigheid. Samsom probeerde in Nieuwsuur onlangs te spreken over ‘sociale hervormingen’ en Sap smokkelt er wel eens ‘groene hervormingen’ tussendoor, maar daarmee is het debat nog niet opnieuw geframed.
Dit is nog veel te abstract.
Zij herwinnen het initiatief pas weer als ze de inhoud van de maatregelen (‘hervormingen’) politiseren (hogere eigen bijdragen in de zorg? grote huurverhogingen?) ter discussie stellen en de agenda verbreden tot groene en financieel- economische issues.
Ze zullen uit de fuik van de ‘hervormingsagenda’ dienen te zwemmen.
Anders voorspel ik dat VVD en D66 de verkiezingen winnen, wanneer die ook precies gehouden mogen worden.
____________________________________________________________
(april 2012)
Wat als GroenLinks groener wil worden
Het GroenLinks Magazine dat deze week in de bus viel, was helemaal groen gekleurd. Carolien Ceton, hoofdredacteur van het Magazine schrijft ter toelichting: ‘Ik lees het in brieven van lezers; het is een van de conclusies van het onderzoek ’Succes en falen van drie groene partijen – Lessen voor GroenLinks’; ik vind het terug in de ingezonden stukken voor de opiniepagina’s. De boodschap klinkt van alle kanten’. En ze besluit: ‘GroenLinks moet de eerste helft van haar naam eer aan doen’.
Ruim een maand geleden gaf ik, als gevolg van de publicatie van mijn boek ‘Het groene optimisme’, een interviewtje aan Nu.nl. Ik stelde dat GroenLinks een voorbeeld moest nemen aan de Grünen en haar groene identiteit met kracht zou moeten versterken. De groene politiek zou daarmee zeer gebaat zijn, en het zou GroenLinks een eigen, herkenbare plaats in het electorale krachtenveld opleveren. Sinds mijn aftreden als Tweede Kamerlid ben ik eigenlijk niet meer actief in de partij. Ik was verrast door het grote aantallen positieve reacties op het vraaggesprekje van GroenLinksers. Ik neig het Carolien Ceton eens te zijn: binnen GroenLinks is een sterke roep voor een veel groenere oriëntatie.
De eerste aanzetten voor een voorzichtige heroriëntatie zijn overigens al zichtbaar: het Wetenschappelijk Bureau is met enkele groene projecten gestart en ook de Tweede Kamerfractie laat regelmatig een groen geluid doorklinken.
Ik ben heel benieuwd hoe dit verder gaat.
Een nieuwe groene oriëntatie vraagt, dat zal iedereen beseffen, natuurlijk veel meer dan wat losse projecten, de publicatie van een boekje, en een serie Kamerinitiatieven – hoe belangrijk die ook zijn.
Deze sprong verlangt een opnieuw systematisch doordenken van het groene gedachtengoed, het formuleren van speerpunten en het ontwikkelen van een eigen ‘taal’. In meer praktische zin zal er een permanente groene campagne ontwikkeld moeten worden en zullen er ook in personele zin andere prioriteiten gesteld dienen te worden.
Ik inventariseer hier vijf interessante kwesties waarover de partij systematisch in conclaaf zou moeten – wil ze groene ankers uitgooien.
Gedachtengoed
Het is opmerkelijk, want kijk je oppervlakkig dan zal het idee van velen zijn: wat betreft het groene gedachtengoed heeft GroenLinks de zaakjes mooi op orde.
Maar kijk je verder, dan hoor je vele verschillende, en vaak zeer tegenstrijdige, verhalen.
In de aanloop van de verkiezingen van 2006 was ik voorzitter van het campagneteam. We ontwikkelden de campagneleuze ‘Groei mee’ en er kwam een campagnefilmpje waarin Femke Halsema in een hybride auto reed. De oppositie binnen de partij tegen deze taal en toon was behoorlijk groot. ‘Wat moet Femke in een auto’ zei de een. ‘We zijn toch tegen economische groei’, zei de ander. Over deze thema’s werd, en wordt, heel verschillend gedacht.
Interessant is dat sommige GroenLinksers voor een ‘Green new deal’ pleiten en groene politiek voorstellen als nieuwe motor voor banen en economische groei (waarbij vaak de vergelijking wordt getrokken met Duitsland), terwijl anderen af willen van de oriëntatie op economische groei en pleiten voor een ‘circulaire economie’. Het bestaat allemaal naast elkaar. Dat is eigenlijk onbestaanbaar. Waar staat de partij?
Van oudsher is GroenLinks een partij die aan maatschappelijke bewegingen een grote rol toekent bij het realiseren van maatschappelijke verandering. Met het verzwakken van deze bewegingen is ook de parlementaire oriëntatie van de partij toegenomen. Opmerkelijk is dat GroenLinksers nu, en niet de minsten want ook partijleider Sap heeft zich in dit koor gevoegd, het bedrijfsleven zien als een grote motor van groene verandering. Klopt dit? En dan is er binnen GroenLinks altijd nog de traditie die vooral benadrukt dat je groene politiek vooral zelf in je eigen leven moet waarmaken. En wat is de rol van de moraal? Moet GroenLinks moraliseren?
De ‘ecotax’ heeft haar twintigste verjaardag al achter de rug. Een prachtige groene vinding. Maar hoe ziet de groene gereedschapskist er verder uit? Verbieden of verleiden? Subsidies of heffingen? Hoe ingrijpende veranderingen te realiseren en het draagvlak voor groene politiek tegelijkertijd te versterken?
Zoals ook op een praktischer niveau vele vragen opduiken: een net van snelle treinen aanleggen als alternatief voor het vliegverkeer? Op grote schaal windmolens op land? Hoe isoleer je eigenlijk 5 miljoen woningen?
Speerpunten
Een gedachtengoed dient vertaald te worden in een serie (niet te veel) concrete speerpunten – concrete kwesties om politiek mee te bedrijven. Deze speerpunten krijgen echt impact, wanneer ze jarenlang, steeds opnieuw, soms in andere gedaanten, voor het voerlicht worden gebracht.
Ze maken de partij herkenbaar, geven haar smoel. Ze brengen, als het goed is, mensen in beweging.
Ik zou eerlijk gezegd nu niet weten wat de groene speerpunten van GroenLinks zijn. Er wordt ook niet systematisch, partijbreed, over nagedacht. Ballonnetjes worden er vele opgelaten, maar systematisch gecampaigned op cruciale issues wordt er niet.
Taal en verhaal
Als het over taal en verhaal gaat is het interessant om naar de Grünen te kijken. Zij hebben een heel krachtig idioom ontwikkeld op hun eigen terrein. Het is een voorwaarde om het politieke initiatief te kunnen nemen. Op een heel andere manier zijn de Republikeinen in de Verenigde Staten hier ook vaak meester in, al deed Obama het in 2008 natuurlijk ook heel sterk.
GroenLinks zou op zoek moeten naar een of meer ‘verhalen’ waarin in eigen woorden, op een voor velen herkenbare manier, het gedachtengoed en de speerpunten een natuurlijk plaats krijgen.
We puzzelden wel eens wat met ‘ontspannen samenleving’ en Femke Halsema introduceerde Geluk!, maar beklijfd is het niet.
Permanente Campagne
De ‘duurzame wij-doen-het-zelvers’ vormen een beweging die snel aan kracht wint: praktisch, zelf in de eigen omgeving (huis, werk, gemeente) concreet werken aan duurzame oplossingen: samen zonnepanelen inkopen, windmolencoöperaties, bedrijven die duurzame producten op de markt brengen, gemeenten die ambitieuze programma’s maken om energie te gaan besparen.
In deze beweging zijn vele GroenLinksers actief, en ze vormt als het ware de natuurlijke habitat van de partij. Toch is ze er als organisatie onzichtbaar en onderneemt ze er ook geen of nauwelijks initiatieven. GroenLinks zou hier een belangrijke rol in kunnen spelen, en ze zou kunnen helpen al deze initiatieven de weg naar de macht te vinden – want deze concrete praktijk kan uiteindelijk ook niet zonder politieke maatregelen die duurzaamheid verder de wind in de zeilen geven.
Personele inzet
In het gesprekje met Nu.nl was er – natuurlijk – uitgepikt dat ik had gezegd dat in de Tweede Kamer minstens de helft van de kamerleden zich exclusief met groene issues zou moeten bezighouden. Zoals dat ook zou moeten gelden in andere vertegenwoordigende organen en op het partijbureau. Nu is dit, dat weet iedereen, verre van zo. Het is ook niet de ambitie.
Uiteindelijk weerspiegelt niets meer dan het antwoord op de vraag waar je je altijd schaarse middelen voor inzet, het antwoord op de vraag waar je prioriteiten liggen.
De ‘proof of the pudding is in the eating’.
Wijnand Duyvenak
__________________________________________________________________
Joop.nl 29 februari 2012
PvdA en CDA hebben zelf hun handen op hun rug gebonden
PvdA en CDA hebben een beide leiderschapscrisis. Terwijl het CDA voorlopig helemaal geen leider wil hebben (eerst moet het gedachtengoed op orde gebracht), zijn bij de PvdA vijf kandidaat-partijleiders in een strijd gewikkeld om de erfenis van Cohen.
Het machtsvacuüm is veelzeggend: de partijen hebben hun traditionele plek in het centrum van de macht verspeeld en zoeken naarstig naar een ideologisch anker.
Het is een tragedie.
Maar deze crisis hebben ze helemaal over zichzelf afgeroepen.
De jaren negentig zijn, in retrospectief, een bijzonder tijdperk geweest.
Waarom kreeg PvdA-leider Win Kok de aanvechting zijn ‘ideologische veren af te schudden’? Hoe is verklaarbaar dat staatssecretaris Heerma van het CDA het tafelzilver van de Nederlandse volkshuisvesting – de woningbouwverenigingen – verpatste? Waarom steunde een grote meerderheid in de Tweede Kamer voorstellen van minister Zalm om de macht van de aandeelhouders fors te vergroten? Hoe is het mogelijk geweest dat de energiemarkt geliberaliseerd werd, waarna direct door de bedrijven de energiebesparingsprogramma’s zijn stopgezet?
Premier Tatcher in het Verenigd Koninkrijk en president Reagan in de Verenigde Staten deden in de jaren tachtig het ideologische voorwerk. Met de val van de muur in 1989 en had het kapitalisme definitief overwonnen en konden de remmen eraf; de markt moest alle ruimte krijgen. VVD en D66 konden in het ideologische debat de leiding nemen.
Ze maakten handig gebruik van de feilen van de verzorgingsstaat (bureaucratische incompetentie, passiviteit) om aan de afbraak ervan te beginnen in plaats van deze te moderniseren.
PvdA en CDA identificeerden zich volledig met dit project.
Vaak krijgt de ‘wispelturige kiezer’ die ‘onzeker is’, of ‘ontevreden’ of nog erger ‘verwend’ , de schuld van het instorten van het politieke centrum.
Dat is een belediging van deze kiezer: hij of zij heeft nooit gevraagd om het moedwillig afbreken van het maatschappelijk middenveld, het de markten opschoppen van de publieke sector, het creëren van dominante financiële markten, en de toenemende ongelijkheid waarvan de bonuscultuur de meeste schrijnende uitdrukking vormt.
CDA en PvdA hebben de kiezer verweesd achter gelaten in een maatschappij waarin deze zich steeds vervreemder voelt. Dat heeft niks met globalisering te maken, ook zo’n dooddoener. Woningbouwverenigingen moesten de markt op en dat is erin geëindigd dat megalomane bestuurders gaan gokken met de miljarden van de huurder op schimmige kapitaalmarkt. Dierbare instellingen zijn bewust afgebroken. Iedereen heeft het zien gebeuren. De middelbare school van mijn dochters is de afgelopen jaren terecht gekomen in een eindeloze serie fusies en overnames die er in resulteert dat ze deel zijn geworden van gigantische kolos met 30.000 leerlingen, waarvan de Raad van Bestuur (zo gaan ze zich dan noemen) voor zichzelf een kantoor heeft ingericht aan de Amsterdamse Zuid-as. Iedere stap dat de school groter werd, voelden de schoolleiding en de leraren zich machtelozer.
Terwijl het marktdenken snel om zich heen greep in de publieke sector (gemeenten kregen een ‘concerndirectie’ en burgers werden ‘klanten’) werd sluipenderwijs de machtsverhouding tussen markt en politiek ten gunste van de eerste verandert. Het begon ermee dat de macht van de aandeelhouder fors werd versterkt, waarmee het gewicht van de beurskoers, tot op dat moment slechts een van de indicatoren voor de gang van zaken bij een onderneming, enorm toenam. Het korte termijn financiële belang wint. Hoe meer aandeelhouderswaarde er gerealiseerd wordt, des te hoger de bonussen van de directies. De werknemers hebben het nakijken. Tegelijkertijd maakte de politiek de kapitaalmarkten vrij. En vanaf dat moment worden me meer en meer de gevangen van de bewegingen op deze financiële markten, en daarmee van de logica van de speculant. Maar deze logica leidt noch tot een economisch, noch tot een voor duurzaamheid optimaal resultaat. De financiële markten zijn irrationeel (al vaak is aangetoond dat beleggers en bankiers niet rationeel handelen) en hun profijt is op geen enkele manier hetzelfde als maatschappelijke winst. En de veel geroemde ‘tucht van de markt’ waar we al vanaf de crisis in 2008 onder zuchten, heeft veel meer schade aangericht dan reinigend werk gedaan.
PvdA en CDA hebben zelf hun handen op hun rug gebonden. Machteloos kijken ze toe hoe de kapitaalmarkten het nieuws en de Europese politieke agenda dicteren, hoe TNT-baas Peter Bakker bij zijn vrijwillig vertrek 4,5 miljoen mee krijgt en alle postbodes met een fatsoenlijk contract ontslagen worden, of hoe energiebedrijven kolencentrales bouwen, die eigenlijk niemand wil.
Hun kiezers hebben hier nooit om gevraagd, maar CDA en PvdA partijen hebben we wel voor gezorgd dat dit de werkelijkheid is waarin ze leven.
Het kapitaal van CDA en PvdA was nooit te vinden op de markt. Dat kapitaal was het maatschappelijk middenveld (in CDA-jargon), een bloeiende publieke sector (in PvdA-jargon): bibliotheken, publieke omroep, zorg, onderwijs, volkshuisvesting.
Ze hebben hun eigen kapitaal verpatst, ingeruild voor het snelle geld, en staan nu met lege handen.
Ze zijn hun kiezers en koers kwijt, en de liberalen zijn de lachende derde: zij hebben hun marktutopie een paar forse stappen dichterbij kunnen brengen.
Wijnand Duyvendak
______________________________________________________________
(Joop.nl februari 2012)
GroenLinks moet voorbeeld nemen aan de Grunen
Voor GroenLinks zou een consequent groenere oriëntatie een aantrekkelijk perspectief vormen. De aandacht voor de klimaatverandering in Nederland heeft een dergelijke katalysator dringend nodig. Als aanbeveling mag dienen dat de krachtige groene identiteit van de Grünen in Duitsland hen electoraal het laatste decennium de wind in de zeilen heeft gegeven; het jarenlang voeren van acties, de nauwe banden met de milieubeweging, en het werken aan concrete alternatieven betalen zich uit.
Maar geen misverstand: dit verordonneer je niet via een besluit van de partijtop, of een toespraak van de partijleider. Het vraagt een ingrijpende culturele en politieke omslag van de partij op alle niveaus van de partij.
GroenLinks is in het Nederlandse politieke spectrum de enige partij die zich groen afficheert en daarom is de partij als vanzelf ‘eigenaar’ van het issue. Maar in de dagelijkse praktijk is het voeren van groene politiek lang niet altijd de core business. Bij het twintigjarig bestaan van GroenLinks eind 2010 schetst Femke Halsema ‘een toekomstagenda voor progressieve politiek’. Het kan bij GroenLinks gebeuren dat in zo’n agenda het woord milieu niet voorkomt en klimaat slechts in een bijzin genoemd wordt. Dat zou de Grünen niet gebeuren.
Het is ook tekenend dat er voor Groenlinks, eigenlijk altijd maar één groen Kamerlid in de Tweede Kamerfractie zit, terwijl ‘Groen’ toch de helft van de naam is. En waarom gaat er bij GroenLinks zoveel meer tijd en energie zitten in het formuleren van een sociale hervormingsagenda dan in een debat over een groot groen plan?
De Grünen zijn veel groener dan GroenLinks, maar de de ontstaangeschiedenis is ook een andere, zoals ook de politieke cultuur in Nederland verschilt van de Duitse. De Grünen komen direct voort uit de Duitse milieubeweging. De Grünen waren begin jaren tachtig de eerste echte bundeling op nationaal niveau van een grote verscheidenheid aan lokale en regionale groene initiatieven. Duitsland kende veel minder dan Nederland sterke nationale milieuorganisaties.
De Grünen waren de politieke vertaling van deze basisgroepen: ze gaven ze een stem in het politieke systeem. De sociaaldemocraten en de christendemocraten maakten in de jaren tachtig in Duitsland de dienst in uit en zij stonden nauwelijks open het nieuwe groene gedachtegoed. In deze context lag het voor de hand dat de nieuwe, tot dan toe versplinterde, groene emancipatiebeweging zelf de krachten bundelden en een politieke partij oprichtten.
Hoe anders was de situatie in Nederland. Het politieke systeem in Nederland was veel opener dan in Duitsland. De zorgen om het milieu vonden al in de jaren zeventig gehoor bij Joop den Uyl, voorman van de PvdA, en Hans van Mierlo, leider van D66. Ook de jonge christendemocraat Ruud Lubbers wordt erdoor geraakt. In Nederland zijn de milieuorganisaties bij uitstek nationaal georganiseerd en hun wensen vonden hier gemakkelijker dan in Duitsland hun weg in het politieke systeem.
GroenLinks komt niet voort uit, of is opgericht door, de milieuorganisaties. GroenLinks is een fusieproject van vier kleinere progressieve partijen: PPR, PSP, CPN en EVP. Het lag zeer voor de hand om de nieuwe partij bij de oprichting, precies ten tijde van de Eerste Klimaatgolf van 1989, ‘GroenLinks’ te dopen. Maar dat ‘Links’ moest er wel bij.
De Grünen hebben zich in Duitsland knap in het politieke centrum gemanoeuvreerd, zonder hun progressieve agenda te verloochenen. Regeren met zowel de SPD als de CDU is nu een optie, kiezers van beide partijen lopen over. De CDU voelde zich zo door de Grünen bedreigd dat kanselier Merkel zich gedwongen zag het belangrijkste agendapunt van de Grünen, sluiting van de kerncentrales, ten uitvoer te brengen.
GroenLinks zal omwille van de groene zaak, en om electorale redenen, een veel krachtiger vertolker moeten worden van groene issues. Deze wordt in Nederland node gemist.
Een discussie hierover is voor GroenLinks veel perspectiefvoller, dan de vraag of ze zich met de SP en PvdA, dan wel met D66 zou moeten verbinden.
_____________________________________________________________
(Trouw 13 december 2011)
Op zoek naar de macht
Nu in ‘Durban’ de noodzakelijke doorbraak is uitgebleven zijn meer dan ooit landen, bedrijven, gemeenten, actiegroepen én burgers aan zet om ons energieverbruik schoner te maken. Er is in Nederland een duurzaamheidsbeweging in opkomst, die onder meer in de Duurzame top 100 gezicht kreeg. Maar Trouw kwam dit jaar ook met een verkiezing van ‘de grootste tegenwerkers van de duurzaamheidsbeweging’. De cruciale vraag die zich opdringt is hoe de mensen en organisaties uit de Duurzame top 100 zich dienen te verhouden tot de tegenwerkers, willen ze een doorbraak kunnen bereiken.
Duurzaamheid is onmiskenbaar de laatste jaren veel dieper in de samenleving verankerd. Voortbouwend op het werk van de traditionele milieuorganisaties hebben de, wat ik in mijn boek Het groene optimisme noem, ‘duurzame wij-doen-het-zelvers’ het voortouw genomen. Bij hen staat de oplossing centraal, niet het protest. Klimaatneutrale gemeenten, bedrijven met groene ambities, en vele maatschappelijke initiatieven vormen deze krachtige beweging. Aan politiek De Haag wordt niet veel aandacht besteed. Zoals Boudewijn Poelman van de Postcodeloterij in Trouw enthousiast vertelt over de zonnepanelen die hij op zijn dak heeft geïnstalleerd: ‘Als iedereen dat nu doet is het energieprobleem opgelost’. Het optimisme van de duurzame wij-doen-het-zelvers is aanstekelijk. Hoogleraar Pier Vellinga zegt in mijn boek: ‘Groene banen en economische competitie: klimaatverandering komt eraan dus grijp je kansen. We zijn met Kopenhagen het kritische punt gepasseerd’.
De vraag is of dit optimisme gerechtvaardigd is.
De klimaatpolitiek is in 2011 vijfentwintig jaar oud. Eind jaren tachtig was het de ambitie om in 2010 de CO₂-uitstoot met twintig tot dertig procent te hebben teruggebracht. Dat is mislukt. Hij is bijna vijftien procent gestegen. De tegenwerkers hebben een hele kwart eeuw een effectief klimaatbeleid weten te verhinderen.
Dè grote tegenwerker is de werkgeversvereniging VNO/NCW geweest. Begin jaren negentig al voert de jonge werkgeversvoorzitter Rinnooy Kan de lobby tegen een heffing op energieverbruik aan: ‘We moeten niet voorop willen lopen met verdergaande maatregelen. Daar komt bij dat het broeikaseffect zeker niet onomstreden is’. Zijn opvolger Blankert waarschuwt in 1997 voor het Kyotoprotocol. Er zijn ‘gigantische maatregelen nodig’, ‘paardenmiddelen’, en ‘ik hoef u niet uit te leggen wat dat voor consequenties voor de werkgelegenheid heeft’. Zijn opvolger Wientjes verklaart bijna tien jaar later: ‘Straks zijn wij het enige land dat zich braaf aan Kyoto houdt. Bepaalde ontwikkelingen in het milieu moeten we accepteren’.
Verhagen en Bleker zijn op dit moment de zichtbaarste tegenwerkers. Voor hen is het een ideologisch geladen conflict en Verhagen keert zich scherp tegen de duurzaamheidsbeweging: ‘Het zogenaamde ‘redden van de aarde’ zou moeten worden afgedwongen door wetten, normen en regels, die worden opgelegd door een bureaucratische staat’. De aanpak van het milieu is ‘antikapitalistisch, antiboeren, antiboeren’. Verhagen sluit nauw aan bij de rechtse denktanks in de Verenigde Staten: het milieu wordt gezien als een links project – ze spreken over ‘reds dressed in green’ – waarvan de agenda is om de macht van de staat te vergroten en de vrijheid van het bedrijfsleven te beknotten. Mensen die ijveren voor milieubehoud worden door deze rechtse critici vergeleken met watermeloenen: ‘groen van buiten maar rood van binnen’.
De CO₂-uitstoot moet op korte termijn met tientallen procenten omlaag. Tot nu toe formuleren de duurzame wij-doen-het-zelvers nu hun ambities allemaal op het niveau van hun eigen project: 5.000 zonnepanelen, LED-lampen in de straatlantaarns, of twintig procent energie besparen in eigen kantoor.
Onvermijdelijk zullen ze moeten gaan samenwerken aan ambities die de reikwijdte en de slagkracht van de eigen project of organisatie overstijgen. Boudewijn Poelman zal zich af moeten gaan vragen hoe hij de kolencentrales stopt en een complete ombouw van ons elektriciteitsnet gerealiseerd krijgt. Om de uitstoot te beperken zijn fors hogere prijzen voor fossiele energieverbruik en lagere voor hernieuwbare energie onmisbaar.
‘Concentreer je op de koplopers en laat de achterblijvers het maar uitzoeken. Of dat nu burger of bedrijven zijn, of de politiek’, aldus Jan Rotmans, één van de inspirerende voormannen van de duurzame wij-doen-het-zelvers. Is dit niet heel naïef? De duurzaamheidsbeweging zal de weg naar de economische en politieke macht dienen te zoeken, opdat VNO/NCW en Verhagen de grond onder voeten verliezen.
De vormgeving van deze krachtmeting is de grote opgave voor de duurzaamheidsbeweging. Wordt deze uit de weg gegaan, dan dreigt er weer 25 jaar verloren te gaan en zullen de duurzame wij-doen-het-zelvers veroordeeld zijn tot een bestaan in de relatieve marge.
Ze verdienen zoveel meer.
Wijnand Duyvendak
(Auteur van het recent verschenen boek ‘Het groene optimisme – het drama van 25 jaar klimaatpolitiek’.)
_____________________________________________________________________________________
(Joop.nl 11 december 2011)
Vrijwilligheid is het credo
Was het bij de klimaattop in Kopenhagen in 2009 de ambitie om binnen enkele jaren een effectief werkend akkoord te hebben, nu zullen we er tot 2020 op moeten wachten.
Zoals altijd bij de mondiale klimaattoppen, kwam het akkoord pas op het allerlaatste moment, en chaotisch, tot stand. Het is een helse, zo niet onmogelijke, opgave de hele wereld op één lijn te krijgen. Ook in Durban was het weer spannend en tumultueus. Met een iPad op schoot probeerde ik het vanuit Nederland te volgen.
Het afgesloten akkoord is een grote vlucht naar voren. Nieuwe, hopelijk bindende, afspraken zullen pas in 2020 in gaan. In 2015 zullen deze in een akkoord moeten worden vastgelegd. Al is het Kyotoprotocol formeel verlengd, tot 2020 zijn in het mondiale klimaatbeleid verplichtingen taboe en is vrijwilligheid het credo. Was het in Kopenhagen in 2009 de ambitie om binnen enkele jaren een effectief werkend akkoord te hebben, nu zullen we er tot 2020 op moeten wachten.
Er dreigt op deze manier heel dure tijd verloren te gaan. Klimaatwetenschappers van het IPCC wijzen er al jaren op dat we voor 2020 de almaar stijgende trend van CO-uitstoot moeten hebben omgebogen in een scherp dalende, wil de temperatuurstijging tot 2 graden beperkt blijven. De prestigieuze mondiale energieorganisaties IEA, waar oud minister Van der Hoeven (CDA) tegenwoordig de scepter zwaait, wees er onlangs op dat vanaf 2017 de broeikasgasuitstoot aan banden zal moeten zijn gelegd, anders zullen er grote gevaren dreigen voor de mens.
Het lijkt er dus op dat we met het akkoord van Durban deze opgave gaan missen. De tijd zal steeds meer gaan klemmen.
Ten tijde van de eerste klimaatgolf, die 25 jaar geleden begon, waren politici leidend bij de agendering en aanpak van het klimaatprobleem, zo laat ik in mijn boek Het groene optimisme zien. In Nederland met de publicatie van het eerste Nationaal Milieubeleidsplan, internationaal namen politici de leiding met de grote conferentie in Rio de Janeiro in 1992 en het afsluiten van het Kyotoprotocol in 1997.
Deze leidende rol hebben de politici het laatste decennium helaas verspeeld. Toen het op echt doorpakken aankwam, hebben ze zich laten wegspelen door maatschappelijke en economische weerstand. Het gevolg is dat de CO2-uitstoot, nationaal en internationaal, nog steeds stijgt.
De bal zal de komende jaren onvermijdelijk weer sterker komen te liggen bij de veel geplaagde klimaatwetenschap. Nu de politici de lead niet nemen zullen zij sterk in de rol van de Grote Waarschuwer gedrongen worden, wat lastig is voor een wetenschappers die moeten werken te midden van vele onzekerheden. Het is geen aantrekkelijk vooruitzicht als het primair de wetenschappers moeten zijn, en niet de politici, die wijzen op de grote risico’s van de opwarming. Verdere politisering van de klimaatwetenschap dreigt.
De maatschappelijke zorg over de opwarming van de aarde, en de initiatieven om daar wat aan te doen, zijn de afgelopen 25 jaar enorm toegenomen, in Nederland maar zeker ook wereldwijd. Dat is belangrijk en hoopvol. Hier ligt nu ook de sleutel voor een verdere aanpak. Buurten, wijken, steden, bedrijven, en landen zelf zijn nu aan zet. Concreet uitstoot reduceren, maar ook veel effectiever dan tot nu toe de politiek onder druk zetten eindelijk te handen, lijkt de meest effectieve weg. Over hoe kleine projecten grote kunnen worden, en over hoe de duurzaamheidsbeweging effectief de weg naar de macht kan vinden, zou de discussie nu moeten gaan. Want zonder politieke maatregelen, op ieder niveau, zal het nooit lukken de CO2-uitstoot met vele tientallen procenten terug te brengen.
Wijnand Duyvendak (auteur van het recent verschenen boek Het groene optimisme – het drama van 25 jaar klimaatpolitiek)
________________________________________________________________________________
(Volkskrant 28 november 2011)
Op de klimaattop in Durban moet het gebeuren
In 2009 bleef de gehoopte doorbraak in Kopenhagen uit. Durban biedt de laatste kans op een bindend klimaatakkoord.
De mondiale klimaatonderhandelingen zijn dit jaar 22 jaar oud. De eerste ministeriële klimaattop vond in 1989 in Noordwijk plaats. Op de grote VN-klimaattop, die vandaag in het Zuid-Afrikaanse Durban begint, moet worden afgemaakt wat in 1989 in Nederland begon.
De start was destijds voorvarend. Voor Durban ziet het er somber uit. De rijke landen dreigen een bindend klimaatverdrag op de lange baan te schuiven. Dure tijd gaat verloren. Tegelijkertijd stijgt de CO2-uitstoot, is de omvang van het zomerijs op de Noordpool bijna gehalveerd en zet de opwarming van de aarde door.
Hoewel de Nederlandse regering anno 2011 in de mondiale klimaatonderhandelingen onzichtbaar is, loopt Nederland in 1989 voorop. VVD-minister Ed Nijpels (Milieu) heeft het initiatief voor de top genomen en krijgt daarbij alle steun van CDA-premier Ruud Lubbers. Nijpels heeft vanuit het ministerie een groot team op de voorbereidingen gezet. Hij geeft ze de opdracht mee ‘alles te doen wat niet verboden’ is om er een succes van te maken. Het is de ambitie om een eerste stap te zetten op weg naar een mondiaal klimaatverdrag.
De wetenschappelijke onzekerheden (die dan nog veel groter zijn dan nu) over de exacte gevolgen van het broeikaseffect worden door het CDA/VVD-kabinet niet aangevoerd om verder te studeren, maar juist om in actie te komen. Minister Nijpels schrijft in die dagen aan de Tweede Kamer: ‘Juist vanwege de onzekerheden in de resultaten van de modelberekeningen en de mogelijk ernstige gevolgen, ben ik van mening dat nu reeds met de aanpak van het probleem moet worden begonnen.’ En hij waarschuwt: ‘Naarmate we langer wachten zal de mogelijkheid het probleem aan te pakken drastisch afnemen vanwege de lange nawerking van de gassen in de atmosfeer.’
Nijpels trekt er op de conferentie hard aan. De afspraken die na stevig touwtrekken in Noordwijk gemaakt worden, leggen een fundament onder de latere klimaatonderhandelingen: er moeten verschillende reductiedoelen komen voor rijke en arme landen, een klimaatfonds voor arme landen, de introductie van flexibele mechanismen wordt voorgesteld en er is aandacht voor de bossenproblematiek. In de jaren negentig houden de internationale onderhandelingen vaart. Op de grote duurzaamheidstop in Rio de Janeiro 1992 komt – mede vanwege het fundament van Noordwijk – een mondiaal Klimaatverdrag tot stand. Vervolgens resulteert de VN-klimaattop in Kyoto (1997) voor het eerst tot bindende afspraken. ‘Kyoto’ loopt tot 2012, en voordat het verloopt, moet een vervolgverdrag gesloten zijn, zo wordt er afgesproken.
En hier gaat het proces haperen. In 2009 blijft de gehoopte doorbraak in Kopenhagen uit. Durban is nu de laatste kans. Gaat het weer mis, dan dreigt Kyoto te verlopen zonder dat er een opvolger is. Kyoto werd gezien als een ‘eerste stap’. Het zou voorlopig ook wel eens de ‘laatste stap’ kunnen zijn.
Van de voorhoederol van Nederland in de wereld is helaas niets meer over. Op de vraag of Nederland niet een extra inspanning zou moeten verrichten, zegt staatssecretaris Joop Atsma van Milieu: ‘Wij wachten op het antwoord van de wereld en als iedereen zijn belofte waarmaakt, zijn wij ook bereid verder te gaan.’ Kortom, we sluiten ons aan achteraan in de rij.
Ook de inbreng van de Europese Unie is stilgevallen. De EU heeft op dit moment geen oog voor de klimaatproblematiek. Alle aandacht gaat uit naar de voortwoekerende financiële crisis. Maar we leven niet alleen in financiële zin op de pof. Ook het krediet van de aarde raakt ras op. Het Internationale Energie Agentschap (IEA), dat sinds kort onder leiding staat van oud-minister Maria van der Hoeven (CDA), waarschuwde twee weken geleden dat als het wereldwijde verbruik van fossiele brandstoffen niet snel wordt aangepakt, er grote gevaren dreigen voor de mens. Binnen slechts enkele jaren moet de trend van nog steeds stijgende emissies van broeikasgassen omgebogen zijn in een daling, aldus de IEA. Er zou vanaf 2017 geen enkele fabriek of elektriciteitscentrale meer bij mogen komen die CO2-uitstoot. Zo niet, waarschuwt de IEA, dan zijn er grote gevolgen voor de voedselvoorziening en zullen honderden miljoenen mensen hun woonplaats moeten ontvluchten als gevolg van hittegolven en droogtes, of juist door grote overstromingen.
De mislukking van de klimaattop in Kopenhagen galmt nog steeds na. Pieter van Geel, oud-staatssecretaris van milieu (CDA), gelooft niet meer in een mondiaal akkoord. ‘Voorlopig zijn het de internationaal opererende bedrijven en de ngo’s die het verschil moeten en kunnen maken’, schrijft hij in een CDA-tijdschrift. Ook Donald Pols van het Wereld Natuur Fonds (WNF), die zich jarenlang inzette voor de mondiale onderhandelingen, is de moed in schoenen gezonken: ‘Wat hebben we in zestien jaar praten en onderhandelen bereikt? Onze CO2-uitstoot is nog nooit zo hoog geweest.’ Pols pleit voor een nationale aanpak waarbij de nadruk ligt op duurzame energie en voor internationale afspraken om ontbossing tegen te gaan.
Dit is allemaal belangrijk en moet zeker gebeuren. Maar het is niet voorstelbaar hoe zonder bindend mondiaal akkoord in zeer korte tijd de omslag bereikt kan worden, zoals nu ook door het IEA bepleit. De afgelopen twee decennia werd het klimaatbeleid in Nederland, maar ook in bijna alle andere landen, gekenmerkt door vrijwilligheid: met softe instrumenten als convenanten, subsidies en voorlichting werd gepoogd de uitstoot te beperken. Per saldo heeft die aanpak gefaald. Zonder dat er scherpe grenzen getrokken worden, en alle landen van elkaar de zekerheid hebben dat de ander zich er ook aan houdt, zal de uitstoot blijven stijgen. Ook het Planbureau voor de Leefomgeving laat in een recent verschenen rapport zien dat alternatieve routes onvoldoende besparing zullen opleveren.
De kans dat er een bindend akkoord met scherpe reducties in Durban gesloten zal worden, is klein. Maar daarmee is het niet minder noodzakelijk. Er is geen overtuigend alternatief. Het is net als met de financiële crisis: politici zullen door de zure appel heen moeten bijten. Nietsdoen vergroot de problemen. Langer wachten verhoogt slechts de kosten.
Het werk dat Nijpels en Lubbers zijn begonnen, moet worden afgemaakt.
Wijnand Duyvendak is auteur van Het Groene Optimisme en oud-Kamerlid voor GroenLinks.
_________________________________________________________________________________________
(GroenLinks Magazine 26 november 2011)
Meer actie op groen
De bestrijding van de klimaatcrisis zit in een impasse. Wijnand Duyvendak, klimaatpublicist en voormalig GroenLinks-Kamerlid, leert van het verleden. ‘We hebben in Nederland nu een politieke katalysator nodig’.
28 november begint in Durban, Zuid-Afrika, de grote mondiale klimaattop, het vervolg op de mislukte top in Kopenhagen in 2009. Nu al is duidelijk dat ‘Durban’ niet de doorbraak zal brengen die nodig is. De aanpak van de opwarming van de aarde is anno 2011 in een impasse beland. Het Kyotoprotocol zal in 2012 roemloos ten einde komen. Jaarlijks blijft de CO2 stijgen. Veel meer politieke en maatschappelijke druk van onderop is wereldwijd nodig. Ook GroenLinks kan hier een rol in spelen. Een blik over de grens is hierbij verhelderend.
GroenLinksers kijken vaak jaloers naar de Grünen. Daar is alle reden toe. De Duitse zusterpartij dwong al eens regeringsdeelname af en kan zich verheugen in een toenemende populariteit. De Grünen zijn veel groener dan GroenLinks maar kennen ook een heel andere ontstaansgeschiedenis; zij komen direct voort uit de Duitse milieubeweging. Begin jaren tachtig waren de Grünen de eerste echte bundeling op nationaal niveau van een grote verscheidenheid aan lokale en regionale groene initiatieven; zij gaven deze basisgroepen een stem in het politieke systeem. De sociaaldemocraten en de christendemocraten maakten de dienst uit en stonden nauwelijks open voor het nieuwe groene gedachtegoed. Het lag voor de hand dat de nieuwe, groene emancipatiebeweging zelf de krachten bundelde en een politieke partij oprichtte.
Hoe anders was de situatie in Nederland. Het politieke systeem in Nederland was veel opener; de zorgen om het milieu vonden al in de jaren zeventig gehoor bij Joop den Uyl, voorman van de PvdA, en Hans van Mierlo, leider van D66. Ook de jonge christendemocraat Ruud Lubbers werd erdoor geraakt. De Nederlandse milieuorganisaties waren bij uitstek nationaal georganiseerd en hun wensen vonden gemakkelijker dan in Duitsland hun weg in het politieke systeem.
GroenLinks komt niet voort uit de milieuorganisaties, maar is een fusieproject van vier kleinere progressieve partijen. Het lag zeer voor de hand om de nieuwe partij bij de oprichting, precies ten tijde van de Eerste Klimaatgolf van 1989, ‘GroenLinks’ te dopen. Maar dat ‘Links’ moest er wel bij.
GroenLinks is in het Nederlandse politieke spectrum de enige partij die zich groen afficheert en daarom is de partij als vanzelf ‘eigenaar’ van het issue. Maar in de dagelijkse praktijk is het voeren van groene politiek lang niet altijd de core business. Bij het twintigjarig bestaan eind 2010 schetste Femke Halsema ‘een toekomstagenda voor progressieve politiek’. In die agenda kwam het woord milieu niet voor, en klimaat slechts in een bijzin. Dat zou de Grünen niet gebeuren. Het is ook tekenend dat er voor GroenLinks eigenlijk altijd maar één groen Kamerlid in de Tweede Kamerfractie zit. En waarom gaat er zoveel meer tijd en energie zitten in het formuleren van een sociale hervormingsagenda dan in een debat over een groot groen plan?
Voor GroenLinks zou een consequent groenere oriëntatie een aantrekkelijk perspectief vormen. De krachtige groene identiteit van de Grünen heeft hen electoraal het laatste decennium de wind in de zeilen gegeven. Het jarenlang voeren van acties, de nauwe banden met de milieubeweging en het werken aan concrete alternatieven betalen zich uit. Maar geen misverstand: dit verordonneer je niet via een besluit van de partijtop. Het vraagt een ingrijpende culturele en politieke omslag van de partij op alle niveaus.
De Grünen hebben zich in Duitsland knap in het politieke centrum gemanoeuvreerd, zonder hun progressieve agenda te verloochenen. GroenLinks zal omwille van de groene zaak, en om electorale redenen, een veel krachtiger vertolker moeten worden van groene issues. Een dergelijke politieke katalysator wordt in Nederland node gemist.
Wijnand Duyvendak
________________________________________________________________________________________
(Joop.nl 22 november 2011)
Pijnlijke stilte rond klimaattop in Durban
Burgers kunnen de klimaatproblemen niet in hun eentje bestrijden
Twee jaar geleden gonsde het van de activiteiten. De klimaattop in Kopenhagen was in aantocht en de symposia, acties, rapporten, ingezonden stukken struikelden over elkaar. Er vertrok zelf een speciale trein met honderden mensen vanaf een grote manifestatie in Utrecht naar de Deense hoofdstad.
De top in Kopenhagen liep uit op een pijnlijke mislukking.
Maandag 28 november gaat in Durban (Zuid Afrika) een nieuwe mondiale klimaattop van start. Het is de laatste kans op een nieuw mondiaal akkoord, omdat het Kyotoprotocol in 2012 verloopt. De vooruitzichten zijn somber. De kans dat er in Durban een krachtige overeenkomst uit rolt, is zeer klein.
Toch is het doodstil.
Wetenschappers publiceren de laatste weken verontrustende rapporten over het tempo van opwarming van de aarde, en de ernstige gevolgen voor de nabije toekomst. Prestigieuze instituten als de IEA (waar oud CDA-minister Van der Hoeven tegenwoordig de scepter zwaait) waarschuwen dat ons minder dan tien jaar rest om de CO₂-uitstoot terug te dringen. Eigenlijk zou er vanaf 2017 al geen enkele kolen- of gascentrale of vervuilende fabriek in de hele wereld bijgebouwd mogen worden, willen we ‘ernstige gevolgen voor de mens’ vermijden. De respons op alle waarschuwingen is gering. De financiële crisis trekt alle aandacht (en Ajax).
Maar er is meer aan de hand. De ontwikkelingsorganisaties hebben hun Nederlandse activiteiten op klimaatterrein teruggeschroefd, mede als gevolg van de bezuinigingen. Milieudefensie legt geen prioriteit meer bij (de) klimaat(toppen), en Natuur en Milieu is zich sterker gaan richten op het bedrijfsleven en minder op de politiek.
Toch is totaal aan activiteiten en initiatieven op het terrein van duurzaamheid fors gegroeid. Dit is te danken aan de ‘duurzame wij-doen-het-zelvers’ (zoals ik ze in mijn deze week verschenen boek ‘Het groene optimisme – het drama van 25 jaar klimaatpolitiek’) noem. Deze duiken overal op: in bedrijven, gemeenten, en in tal van losse initiatieven. Voor hen staat de oplossing centraal, niet het protest. Hoe zelf energie te besparen? Hoe duurzame energie op te wekken? Aan politiek Den Haag wordt weinig aandacht besteed. Het motto is: klimaatverandering is een probleem maar het is leuk om aan de oplossing ervan te werken en er valt nog geld mee te verdienen ook.
Urgenda organiseerde Dag van de Duurzaamheid en initieerde de actie ’Wij willen zon’. Wubbo Ockels zegt: ‘Je moet de lol van duurzaamheid gaan inzien’. Ode, een blad voor ‘intelligente optimisten’ verwoordt de nieuwe oriëntatie aldus: ‘Meer is beter. Duurzaamheid draaide altijd om minder: minder afval, minder CO₂. De nieuwe duurzaamheid draait om meer: meer innovatie, meer economische groei, meer goede ideeën’.
In korte tijd is de scope van de milieubeweging veranderd. Ik heb daar zelf ook in volle overtuiging aan bijgedragen als initiatiefnemer van 10:10 The Energy Challenge die mensen en bedrijven helpt energie te besparen en waarmee we op 10 oktober 2010 ‘Wat doe jij uit?’ organiseerden. Concrete initiatieven, een beweging van onderop, steun en begrip bij veel mensen zijn cruciaal om de grote omslag te kunnen maken, die zo hard nodig is.
Helaas is er een groot gat gevallen. Waar politieke georiënteerde actie, om effectief te kunnen zijn, samen zou moeten gaan met concrete initiatieven van onderop, is er nu bijna geen aandacht meer voor politieke besluitvorming, of het nu Den Haag, Brussel of Durban betreft.
Maar is het niet volstrekt onmogelijk de uitstoot van broeikasgassen met 80 tot 90 procent te verminderen (wat de ambitie is), zonder forse politieke ingrepen? Subsidies op fossiele brandstoffen zullen moeten worden afgeschaft, kolencentrales verboden, energiebesparing verplicht gesteld, hernieuwbare energie gestimuleerd. En omdat alle landen elkaar in een houdgreep houden, zijn mondiale afspraken hierover onmisbaar: landen zullen pas over de brug komen als ze zeker weten dan anderen ook meedoen. Niemand wil gekke Henkie zijn.
Mijn studie van 25 jaar klimaatpolitiek leidt onontkoombaar tot de conclusie dat een vrijwillige aanpak, die dominant is geweest, onvoldoende zoden aan de dijk zet.
Ontgoocheld en vermoeid hebben velen zich van de politiek afgewend. Dat heeft een veelheid aan interessante initiatieven opgeleverd. De maatschappelijke betrokkenheid bij het onderwerp is gegroeid. Maar de volgende stap is de politiek aan te spreken, nu zij zo in gebreke blijft. En laten we ons er maar op voorbereiden: daar is een lange adem voor nodig.
_________________________________________________________________________________________
(Folia Magazine, 22 november 2011)
De tijd zit ons op de hielen
De meeste studenten van de UvA en de HvA zijn rond 1989 geboren: nu 22 jaar geleden. 1989 is het jaar dat premier Lubbers (CDA) samen met milieuminister Nijpels (VVD) het Nationaal Milieubeleidsplan maakt. Ze zijn op dat moment voortrekkers in het milieubeleid. Het is hun ambitie om binnen één generatie de belangrijkste milieuproblemen op te lossen. Nederland is in deze jaren in de ban van het milieu: het gat in de ozonlaag, de zure regen, en voor het eerst ook van de klimaatverandering. Wetenschappers hebben berekend dat de uitstoot van CO₂ binnen enkele tientallen jaren met negentig procent omlaag moet. Bij de Tweede Kamerverkiezingen later in 1989 is milieu het belangrijkste thema. De VVD noemt milieubeleid ´overlevingsbeleid´ en pleit voor ´regulerende heffingen´ en ´gebods- en verbodsbepalingen´. De PvdA vindt inkrimping van het autoverkeer ´onvermijdelijk´.
We zijn nu een generatie verder. De CO₂-uitstoot is niet gedaald, maar met 15 procent gestegen, hernieuwbar energie krijgt in Nederland nauwelijks een poot aan de grond, en het ministerie van Milieu (VROM) is ruim een jaar geleden zelfs opgeheven. De politieke belangstelling voor het onderwerp is tot het nulpunt gedaald. Daarom luidt de ondertitel van mijn boek: ´het drama van 25 jaar klimaatpolitiek´.
Toch heb ik als titel voor mijn boek gekozen voor ´Het groene optimisme´. Er is immers, in weerwil van alle tegenwerking, een generatielang door velen met groot optimisme gewerkt om de klimaatverandering aan te pakken. Door wetenschappers en politici die het probleem tijdens de Eerste Klimaatgolf eind jaren tachtig agendeerden, milieuorganisaties die in de jaren negentig eindeloos alternatieven bleven aandragen, en de vele maatschappelijke initiatieven, bedrijven, en gemeenten die na de Tweede Klimaatgolf (2006) concreet aan de slag zijn gegaan om de vervuilende uitstoot te beperken. Er is wel stuivertje gewisseld. Waar de politiek eerst het voortouw had, hebben maatschappelijke initiatieven nu de lead, en blijft de politiek achter.
De tijd zit ons op de hielen. De opwarming wacht niet op de financiële crisis. Jaar na jaar wordt het warmer, en komen we dichterbij de kritische grens van 2 graden opwarming. Klimaatwetenschappers, maar vorige week ook nog de IEA (onder leiding van oud CDA-minister Van der Hoeven) waarschuwen ons dat steeds minder tijd rest om de uitstoot van de broeikasgassen te beperken, als we onder de kritische grens willen blijven. Het is als met remmen voor een bocht: des te later je in de rem trapt, des te groter de kans dat je eruit vliegt.
De weerstanden tegen drastische energiebesparing en overstappen hernieuwbare energie zijn groot. Het vraag een ingrijpende omschakeling, op korte termijn een prijs, en met het verstoken van fossiele brandstoffen zijn vele belangen gemoeid. De afgelopen 25 jaar laten zien dat deze weerstanden lastig te overwinnen zijn.
‘We want it all and we want it now’, zo omschreef oud staatssecretaris van milieu en oud CDA-fractievoorzitter Van Geel de dominante stemming in Nederland, toen ik hem dit voorjaar sprak voor mijn boek. De aanpak van de opwarming vraagt een tegenovergestelde houding. Compassie en solidariteit zijn een vereiste. Met mensen in ontwikkelingslanden die het eerste, en het hardst getroffen worden, en met volgende generaties, die ook hier de ernstige gevolgen van zullen gaan ondervinden.
Kunnen we deze solidariteit en compassie opbrengen?
De afgelopen 25 jaar is afwisselend gezegd dat dan wel de politiek, het bedrijfsleven, of de consumenten primair verantwoordelijk zijn voor de aanpak van de klimaatverandering. We moeten constateren dat geen van drieën erin geslaagd is om de uitstoot terug te brengen. Het heeft niet zoveel zin de bal tussen deze partijen heen en weer te blijven spelen. Iedereen is aan zet, al zal de politiek de leiding dienen te nemen, want zij bepaalt eindelijk spelregels.
UvA en HvA hebben de afgelopen jaren de eerste voorzichtige stappen op het pad van de duurzaamheid gezet: ambities zijn geformuleerd en bijvoorbeeld bij de nieuwbouw is er aandacht voor. Maar er kan veel meer. Het energieverbruik kan fors omlaag, en op de vele daken passen zonnepanelen. UvA en HvA zouden de ambitie dienen te hebben, de eerste groene hogeschool en universiteit van Nederland te worden. De tijd dringt en we kunnen allemaal aan de slag! Een nieuwe generatie is aan zet!
Wijnand Duyvendak
Het groene optimisme
Uitgeverij Prometheus/ Bert Bakker
Uitvoering: paperback, 360 pagina’s
Prijs: € 29,95
ISBN: 978 90 351 3709 7
Het boek is vanaf 18 november te koop in de (digitale) boekhandel