Afgelopen weken werden de geruchten al steeds sterker dat het kabinet op het punt stond de bouw van nieuwe kolencentrales toe te staan. Toen TenneT (de beheerder van de hoogspanningskabels) vorige week bekend maakte met een hele serie nieuwe centrales contracten te hebben getekend voor levering aan net, heb ik direct om een spoeddebat met minister Cramer gevraagd. Procedure in de Kamer loopt dan vaak zo dat er eerst een brief moet komen, op basis waarvan dan het debat gevoerd kan worden. Ik kreeg steun van VVD en SP, zodat de brief er moest komen. Na een paar dagen uitstel viel de brief van Cramer donderdag in de mailbox. Ik was onthutst: vergunningen voor maar liefst vier kolencentrales!
En daar zouden er ook nog wel eens twee bij kunnen komen. Eén kolencentrale stoot net zoveel CO2 uit als anderhalf miljoen auto’s. Elektriciteit maken met kolen is een smerige en ouderwetse technologie. Maar kolen zijn lekker goedkoop, de prijs is stabiel, dus de elektriciteitsproducenten zien er wel brood in. Twintig minuten later is er toevallig ‘regeling’ in de plenaire zaal, en ik vraag om mijn spoeddebat. Tot mijn verbijstering krijg ik alleen steun van de VVD – samen is dat 29 zetels, terwijl je er 30 nodig hebt voor een spoeddebat. Ik sleep er nog wel een Algemeen Overleg uit, dat nu komende dinsdag gehouden wordt. Ik snap helemaal niks van de PvdA. Ze steunen me niet, sterker: zij zijn heel tevreden met de brief van Cramer. Volgens hen maak ik me ten onrechte druk. Terwijl ook bijvoorbeeld Greenpeace scherp campagne voert tegen de kolencentrales. We maken een persberichtje, maar ik zie al snel dat de ‘kolencentrales’ nauwelijks nieuws zijn. Een opmerking over verbod op de gloeilamp is meteen groot nieuws, net als een plannetje voor minder snelweg verlichting, maar wat er echt toe doet als de bouw van nieuwe kolencentrales blijft al snel hangen. Dat heeft ermee te maken dat de gloeilamp natuurlijk lekker tastbaar, maar vooral e dat ook journalisten in het klimaatdebat zelf de verhoudingen niet echt kennen. Wat helpt om de klimaatcrisis aan te pakken, wat niet? Ze hebben zelf nauwelijks een referentiekader. Verbanden worden weinig gelegd. In het sociaal-economische debat is dat echt anders. Dat vergroot het gevaar op hypes. Het is altijd trekken en sleuren. Nu ook tegen de ‘spin’ van de PvdA in dat er niks aan de hand is, en de brief ertoe zal leiden dat er helemaal geen centrales komen. Uiteindelijk gaat teletekst er mee aan de slag, belt het radio 1 journaal, waar ik de volgende ochtend een fel twistgesprek heb met Diederik Samsom. Volgt het NOS Journaal. En het Financieel Dagblad meldt vanmorgen dat de energieproducenten in de brief van Cramer geen enkele reden zien, om niet in de kolencentrales te investeren. Ze staan te popelen. Hier is een groot conflict geboren. De kolencentrales kunnen gestopt. Het komtaan op de wil het ook te doen. We kunnen in Nederland een heel forse belastingheffing invoeren op wat een kolencentrale meer aan CO2-uitstoot dan een aardgascentrale. Daarmee kan je de investering financieel zo onaantrekkelijk maken, dat geen bedrijf eraan begint. Het komende half jaar moeten we hier hard voor knokken, hopelijk samen ook met Groenlinksers in de Rijnmondregio, en in de Eemsmond, waar immers de centrales gepland zijn.
Afgelopen was er een bijeenkomst van het ‘panel strategie’ voor de GroenLinks toekomst discussie, onder andere ter voorbereiding op het weekend van 15/16 september. We inventariseren op dit moment de cruciale strategische vragen voor GroenLinks. Ter voorbereiding op het debat. Daarom hier ook een voorzet (uit een stukje dat ik maakte voor het panel):
“GroenLinks moet in zijn strategisch werken de juiste balans vinden tussen parlementair werk (inhoudelijke oriëntatie), electoraal werk (oriëntatie op de kiezer), en maatschappelijk werk (sluiten van coalities, maatschappelijke druk opbouwen). De vraag is wat GroenLinks de komende jaren als ‘de juiste balans’ verstaat. Zijn ze alledrie even belangrijk, of staan ze in een hiërarchische verhouding tot elkaar? Bijvoorbeeld: het inhoudelijke parlementaire werk heeft het primaat; òf zeggen we: uiteindelijk is het parlementaire en maatschappelijke ondergeschikt aan het behalen van zoveel mogelijk kiezers. En: hoe zichtbaar willen we zijn op straat; en wat hebben we daar van voor over? Voor welke van de deel-strategieën zetten we de meeste middelen (geld, leden, personeel) in?
Stelling over het thema (om de discussie te stimuleren):
- De balans tussen de parlementaire, electorale en maatschappelijke strategie is bij GroenLinks op dit moment te veel doorgeslagen naar de parlementaire strategie. Er is veel te weinig aandacht voor de electorale en maatschappelijke strategie
- Het gaat GroenLinks om het realiseren van inhoudelijke doelen in de volksvertegenwoordigingen. Daarom moet daar ook het primaat liggen in ons werk. We zijn primair een parlementaire partij.
- Electorale overwegingen moeten doorslaggevend zijn bij de verdeling van onze schaarse middelen.
- Inhoeverre GroenLinks parlementair resultaten kan boeken, is sterk afhankelijk van de maatschappelijke krachtsverhoudingen. Het is daarom van groot belang dat GroenLinks ook via een maatschappelijke strategie krachtsverhoudingen buiten het parlement poogt te beïnvloeden: via de milieubeweging, de vakbeweging etc.”